ECLI:NL:GHARL:2015:162

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 januari 2015
Publicatiedatum
13 januari 2015
Zaaknummer
200.156.725
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot echtscheiding en erkenning van Somalische echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot echtscheiding. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft gesteld dat er volgens Somalisch recht reeds een echtscheiding heeft plaatsgevonden. De vrouw, de overige belanghebbende, is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 14 juli 2014, waartegen de man in hoger beroep is gekomen. De man heeft aangevoerd dat er volledige overeenstemming is over het verzoek tot echtscheiding en dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Hij heeft documenten overgelegd die de Somalische echtscheiding ondersteunen. Het hof heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat ten minste één van de partijen op het moment van indiening van het verzoekschrift in Nederland verbleef. Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk is, omdat de man heeft bevestigd dat er al een echtscheiding volgens Somalisch recht heeft plaatsgevonden. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, met verbetering van de gronden, en wijst het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.156.725
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 371487)
beschikking van de familiekamer van 13 januari 2015
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J. Bredius te Zeist,
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats], Somalië,
verder te noemen: de vrouw.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 14 juli 2014, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, ingekomen op 24 september 2014.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 25 november 2014 plaatsgevonden. De man is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De vrouw is, hoewel behoorlijk daartoe opgeroepen, niet verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd in juli 2004 te Somalië.
3.2
Blijkens de gegevens afkomstig uit de gemeentelijke basisadministratie heeft de man een onbekende nationaliteit. Van de vrouw heeft het hof geen gegevens kunnen verkrijgen uit de gemeentelijke basisadministratie.
3.3
De man en de vrouw zijn de ouders van:
- [kind], geboren op [geboortedatum] 2006 te [woonplaats], Somalië.

4.De omvang van het geschil

4.1
De man is met één algemene grief in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van 14 juli 2014. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De man verzoekt het hof de beschikking waarvan beroep, te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de man en de vrouw (althans, zo begrijpt het hof) ontvankelijk zijn in hun verzoek, het huwelijk duurzaam is ontwricht en de echtscheiding uit te spreken.
4.2
De man stelt in zijn grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van volledige overeenstemming over het gemeenschappelijke verzoek tot echtscheiding. In de toelichting op deze grief heeft de man aangevoerd dat het gemeenschappelijke verzoek tot echtscheiding, zoals dit namens de man en de vrouw is ingediend bij de rechtbank op 23 juni 2014, gegrond is op het oordeel van zowel de man als de vrouw dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Bij dit inleidende verzoekschrift hebben partijen een origineel verzoek tot echtscheiding volgens Somalisch recht, en een vertaling daarvan, ingediend. Hieruit volgt dat naar Somalisch recht beide partijen instemmen met de ontbinding van het huwelijk en dat zij volgens dat recht reeds gescheiden zijn. Ook blijkt uit dit document dat er volledige overeenstemming is over de echtscheiding. Er zijn door partijen tevens afspraken gemaakt over de zorg voor de zoon van partijen.
De man stelt verder dat de rechtbank ten onrechte overweegt dat op basis van het door de advocaat met de vrouw gevoerde telefoongesprek niet aannemelijk is gemaakt dat er volledige overeenstemming is. Aangezien het gelet op de situatie in Somalië zeer lastig is om contact met de vrouw te krijgen zijn partijen niet in staat een nadere verklaring van de vrouw in het geding te brengen. De man meent echter dat hij er in de gegeven situatie alles aan heeft gedaan om aan te tonen dat zij beiden achter het verzoek tot echtscheiding staan.
De man en vrouw waren derhalve ontvankelijk in hun verzoek.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van tenminste één van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
5.2
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting van het hof naar voren is gekomen kan worden afgeleid dat namens de man is gesteld dat er naar Somalisch recht een echtscheiding tussen de man en de vrouw heeft plaatsgevonden. Door de man is ter mondelinge behandeling bij het hof desgevraagd bevestigd dat de vrouw en hij volgens Somalisch recht gescheiden en dat dit is geschied conform de gebruikelijke Somalische voorschriften.
5.3
Nu de echtscheiding volgens de man reeds naar Somalisch recht is uitgesproken, kan her verzoek tot echtscheiding reeds om die reden niet worden ontvangen. Indien sprake is van een uitgesproken echtscheiding naar Somalisch recht, kan de man een verzoek indienen tot erkenning van die echtscheiding.
Het hof zal derhalve, gelet op het voorgaande, de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, bekrachtigen met dien verstande dat het hof dit doet met verbetering van de gronden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 14 juli 2014, met verbetering van de gronden;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.H. Schulten, R. Feunekes en T.M. Blankestijn, bijgestaan door mr. M. Slagman-Boef als griffier, en is op 13 januari 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.