Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [kind 1]. De bijzonder curator, mr. R. Mulder, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 18 maart 2014, waarin haar verzoek om gezamenlijk gezag en wijziging van de hoofdverblijfplaats werd afgewezen. De ouders van [kind 1] hebben nooit gezamenlijk gezag uitgeoefend, en de moeder heeft het gezag over [kind 1] van rechtswege. De bijzonder curator stelt dat er sprake is van discriminatie van kinderen uit niet-huwelijkse relaties, omdat zij geen eigen rechtsgang hebben om het gezag te wijzigen. Het hof overweegt dat de wet geen ruimte biedt voor analoge toepassing van artikel 1:251a BW in deze situatie. De vader heeft nooit het gezag gezamenlijk met de moeder uitgeoefend en het hof concludeert dat het verzoek van de bijzonder curator niet kan worden toegewezen. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en het hof benadrukt dat het aan de vader is om, indien hij dit in het belang van [kind 1] acht, zelf een verzoek tot wijziging van het gezag in te dienen. De beslissing van het hof is in lijn met de wetgeving en de belangen van het kind.