Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgemeenschap na de echtscheiding van partijen, die op 29 december 2009 zijn gehuwd en op 29 november 2012 de echtscheiding hebben aangevraagd. De rechtbank Gelderland heeft op 31 juli 2013 de echtscheiding uitgesproken en op 12 maart 2014 een beschikking gegeven over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De man heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen deze beschikking, waarin onder andere de verdeling van de inboedel en de schadevergoeding aan de vrouw aan de orde komen. Het hof heeft de procedure op 22 januari 2015 mondeling behandeld, waarbij beide partijen in persoon aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten.
De rechtbank had bepaald dat de man de volledige inboedel, met uitzondering van enkele langspeelplaten en administratieve bescheiden van de vrouw, aan zich toegewezen kreeg. Daarnaast moest de man een schadevergoeding van € 7.399,25 aan de vrouw betalen voor de verdwenen inboedel, alsook € 750,- aan immateriële schadevergoeding. De vrouw heeft in incidenteel hoger beroep ook grieven ingediend, onder andere tegen de hoogte van de schadevergoeding en de verdeling van de schulden.
Het hof heeft de grieven van de man verworpen en de beslissing van de rechtbank in grote lijnen bevestigd, maar heeft wel een kennelijke verschrijving in het dictum van de rechtbank gecorrigeerd. De vrouw is voor de helft draagplichtig voor bepaalde schulden, en de man moet de vrouw € 2.500,- betalen ter zake van overbedeling. De kosten van het hoger beroep zijn voor de man, die als de in het ongelijk gestelde partij wordt aangemerkt.