In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] BV tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2009, waarbij de Inspecteur de belastbare winst van belanghebbende heeft vastgesteld op € 32.448. Belanghebbende had een geldlening verstrekt aan [F] BV, die door de Inspecteur werd aangemerkt als een onzakelijke lening. De Inspecteur stelde dat de lening niet kon worden afgelost en dat dit een onttrekking van vermogen betekende. Belanghebbende betwistte dit en stelde dat de lening zakelijk was en dat de afwaardering van de vordering op [F] BV ten laste van de fiscale winst moest worden gebracht. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat de lening niet kon worden afgelost en dat er geen onttrekking had plaatsgevonden. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond, waarbij de aanslag werd verminderd tot een belastbare winst van € 21.317. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.