In deze zaak gaat het om een verzet tegen een verstekarrest dat op 28 oktober 2014 is gewezen. De opposant, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.G.F. Lammers, heeft verzet aangetekend omdat hij stelt dat de dagvaarding in hoger beroep hem niet heeft bereikt. De geopposeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. van Seumeren, heeft de woning nooit bewoond en er is een huurachterstand ontstaan. De huurovereenkomst, die op 1 november 2008 inging, bepaalde dat de huur van € 1.000,- per maand bij vooruitbetaling verschuldigd was. De opposant vordert onder andere dat de geopposeerde niet ontvankelijk wordt verklaard in haar hoger beroep en dat het eerdere vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd.
Het hof heeft vastgesteld dat de opposant tijdig en op de juiste wijze verzet heeft ingesteld. De opposant betoogt dat de geopposeerde in hoger beroep niet ontvankelijk is, omdat de dagvaarding hem niet heeft bereikt. Het hof overweegt dat indien de dagvaarding een gebrek vertoont dat nietigheid meebrengt en de verweerder niet heeft bereikt, de rechter de nietigheid van het exploot moet uitspreken. Echter, als de verweerder wel in het geding verschijnt, kan het beroep op nietigheid worden verworpen als de verweerder niet onredelijk in zijn belangen is geschaad.
Het hof concludeert dat de stellingen van de opposant over de schade aan zijn belangen onvoldoende concreet zijn. Het hof wijst het beroep van de opposant op nietigheid van de appeldagvaarding af. De opposant wordt in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren dat de geopposeerde medehuurder is geworden. Het hof houdt verdere beslissingen aan in afwachting van de bewijslevering.