Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Emmen(hierna: de Inspecteur).
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
44.500 +
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [X] B.V. en de Inspecteur van de Belastingdienst over de vraag of een herinvesteringsreserve (HIR) van € 4.661.399 moet worden gerekend tot de belastbare winst van het jaar 2008. De HIR was gevormd na de verkoop van onroerende zaken door belanghebbende in 2007. De Inspecteur had een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, die door belanghebbende werd bestreden. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de nieuwe onroerende zaken eenzelfde economische functie vervullen als de oude onroerende zaken. Het Hof oordeelde dat de HIR niet meer bestond op het moment van de belangenwijziging, die plaatsvond bij de verkoop van de aandelen in belanghebbende. Het Hof volgde de gezamenlijke standpunten van partijen en concludeerde dat de HIR niet aan de winst kon worden toegevoegd, omdat de herinvestering al had plaatsgevonden. De Inspecteur had zich beroepen op fraus legis, wat het Hof bevestigde, en oordeelde dat de transacties waren ingericht om de belastingheffing te ontgaan.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 16 juni 2015, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.