Uitspraak
1.[appellant 1],
[appellant 1],
[appellant 2],
[appellanten],
Trapezium,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De beoordeling van het geschilVaststaande feiten
grief I, die zich keert tegen de vaststelling van de feiten door de kantonrechter.
“[de vennootschap], gevestigd/wonende te (…), ingeschreven in het handelsregister onder nummer [nummer] vertegenwoordigd door de heer [appellant 1] en mevrouw [appellant 2].”
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [appellanten] de vennoten waren van een v.o.f. met de naam [de vennootschap] en dat deze vennootschap vanuit het gehuurde pand activiteiten ontplooide. Dat [appellanten] ook buiten de v.o.f., en dan ook nog onder de naam “[de vennootschap]” en vanuit het van Trapezium gehuurde pand zakelijke activiteiten, ontplooiden, hebben zij niet gesteld. Onder deze omstandigheden hebben zij de stelling van Trapezium dat de huurovereenkomst is aangegaan met de v.o.f. onvoldoende weersproken.
19 juni 2009 in een per e-mailbericht en per fax verzonden brief gericht aan [appellanten] aangekondigd de vordering uit handen te geven.
“Daar mijn vader niet meer in staat is de dingen te regelen kost het even wat tijd om alles weer op de rails te krijgen.
Wij zouden het volgende willen voorstellen om deze maand 1 betaling daarna 2 betalingen per maand tot wij helemaal bij zijn.
Ook zijn er maatregelen genomen dat dit in de toekomst niet weer kan gebeuren.
Aanspreekpunt is voortaan [zoon 2] (…)
[zoon 1]
[de vennootschap]”
“Hierbij willen wij u meedelen dat wij
niet automatischonze huurtermijn met 5 jaar voor het pand op [adres] te [plaats] willen verlengen.
In verband met de ontwikkelingen in de vastgoedbranche en met name in het aanbod aan winkelruimte te [plaats] zijn wij bezig met het kijken naar alternatieve huisvesting. Wij hebben hierin al een aantal aanbiedingen ontvangen (zowel huur als koop).
Wij staan natuurlijk open voor een aanbod van uw kant.”
18 juli 2011 heeft [X] onder meer het volgende geschreven:
“Met deze brief bevestigen wij wat door ons reeds mondeling is overeengekomen. Wij verzoeken u om te controleren of onderstaande juist en volledig is verwoord. Als het e.e.a. niet juist en/of volledig is, dan verzoeken wij u om ons dit zsm kenbaar te maken. Als u akkoord gaat met onderstaande, dan verzoeken wij u om deze te ondertekenen en retour te sturen in de bijgevoegde, reeds gefrankeerde, retourenvelop.
In overleg met u is besloten dat de door u verzonden brief dagtekening 28-06-2011 als niet verzonden beschouwd mag worden. In deze brief gaf u aan af te zien van verlenging van de huurperiode van het pand aan [adres] te [plaats].
U heeft aangegeven dat u enig opknapwerk aan het pand uit eigen middelen zal financieren. Daarnaast hebben wij aangegeven dat wij onze verplichtingen als verhuurder ook zullen nakomen, zodat het door u gehuurde er weer goed zal bijstaan.
Met ondertekening van deze afspraken is opzegging (als bijlage toegevoegd) teniet gedaan. Hiermee blijft de bestaande huurovereenkomst dan ook van kracht.”
[zoon 2] heeft de brief op de daartoe bestemde plaats (onder de vermelding van zijn naam) ondertekend.
Procedure in eerste aanleg
1 april 2013 tot aan het moment waarop de huurovereenkomst eindigt en de schade vanwege het toerekenbaar tekortschieten van de v.o.f. in de verplichtingen uit de huurovereenkomst, waaronder de na ontbinding gederfde toekomstige huurtermijnen, een en ander met rente en kosten. Aan deze vorderingen heeft Trapezium ten grondslag gelegd dat [appellanten] als gewezen vennoten van de v.o.f. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de v.o.f. die voortvloeien uit de rechtsverhoudingen die bestonden ten tijde van hun uittreden uit de v.o.f., waaronder de huurovereenkomst tussen Trapezium en de v.o.f.
Bespreking van de (overige) grieven
grieven II tot en met Vkomen [appellanten] op tegen (de onderbouwing van) het oordeel van de kantonrechter dat [appellanten] aansprakelijk zijn voor de huurtermijnen die voortkomen uit de huurovereenkomst van 26 april 2007 en de verlenging daarvan per 31 mei 2012. De grieven hangen met elkaar samen. Het hof zal de grieven tezamen behandelen en daarbij ook de toelichting op grief I betrekken.
(vgl. artikel 18 WvK). Indien de vennoten nadien uittreden, blijven zij ook na hun uittreding hoofdelijk aansprakelijk. Dat is niet alleen het geval wanneer de v.o.f. door de overblijvende, of door nieuw ingetreden vennoten wordt voortgezet, maar ook wanneer de v.o.f. door de uittreding wordt ontbonden (vgl. voor die situatie artikel 32 WvK). Zolang de huurovereenkomst door de (voortgezette) v.o.f. wordt voortgezet, blijft de uitgetreden vennoot derhalve aansprakelijk voor de nakoming van de verbintenissen uit de huurovereenkomst. Dat hij - in de situatie van voortzetting van de v.o.f. - geen zeggenschap meer heeft over de nakoming, voortzetting of beëindiging van de overeenkomst doet daaraan niet af, nu de verhuurder op nakoming van de overeenkomst door alle vennoten mocht rekenen. Het hof verwijst in dit verband naar jurisprudentie van het hof Den Bosch
(16 juli 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BN2822 en 20 juli 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:3642 t.a.v. een andere duurovereenkomst) en het voormalige hof Arnhem (29 januari 2008, ECLI:NL:GHARN:2008:BV3197 en 08 februari 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BP5692) waarin een vergelijkbaar uitgangspunt is gehanteerd.
1 augustus 2007 uisluitend met (een van) de zoon(s) van [appellanten] heeft verstaan, betekent dat niet dat [appellanten] uit hun hoofdelijkheid zijn ontslagen. De zoons, en niet van [appellanten], waren na het uittreden van [appellanten] bevoegd de v.o.f. te vertegenwoordigen. Het hof laat dan nog daar dat uit de door Trapezium overgelegde stukken, waaronder de factuur van de huur betreffende de maand oktober 2012, de in rechtsoverweging 2.3.4 aangehaalde brief van 17 maart 2009 en de in rechtsoverweging aangehaalde brief van 19 juni 2009, volgt dat Trapezium zich tot [appellant 1], of tot
[appellanten], heeft gewend en dat in het in rechtsoverweging 2.3.6 aangehaalde e-mailbericht van 20 mei 2010 niet uitdrukkelijk is aangegeven dat [appellanten] geen vennoten meer zijn, maar dat [appellant 1] niet meer in staat is om de zaken van de vennootschap te regelen en dat [zoon 1] om die reden als aanspreekpunt van de v.o.f. fungeert.