In deze zaak vordert de schuldeiser inzage in stukken van de erfgenamen van de schuldenaar. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden behandelt het hoger beroep van de appellanten, die in eerste aanleg door de rechtbank Midden-Nederland zijn veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de schuldeiser. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, zijn in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin de vordering van de schuldeiser is toegewezen. De schuldeiser, vertegenwoordigd door mr. M.C.J. Houben, heeft in het incident op basis van artikel 843a Rv verzocht om inzage in bepaalde bescheiden die betrekking hebben op de nalatenschap van hun vader. Het hof heeft vastgesteld dat de schuldeiser geen rechtmatig belang heeft bij de gevraagde inzage, omdat de stukken niet direct betrekking hebben op de rechtsverhouding tussen de partijen. Het hof wijst de vordering van de schuldeiser tot inzage in de stukken af en houdt de beslissing over de kosten van de incidentele procedure aan. Tevens wordt een comparitie van partijen gelast om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een minnelijke regeling. De uitspraak is gedaan op 23 juni 2015.