Uitspraak
van 7 juli 2015
[de man],
[de vrouw],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
dat het Uw gerechtshof moge behagen bij tussen vonnis/arrest te bepalen dat de executie van het vonnis van eerste aanleg (…) wordt geschorst totdat het Gerechtshof in de hoofdzaak vonnis/arrest heeft gewezen."
3.De motivering van de beslissing in het incident
(i) de eiser in het incident moet belang hebben bij de door hem gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis;
(ii) de belangen van partijen moeten worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van het vonnis. Indien de beslissing de veroordeling tot betaling van een geldsom betreft, is het belang van de schuldeiser bij de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in beginsel gegeven;
(iii) bij deze belangenafweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het hoger beroep in beginsel buiten beschouwing;
(iv) indien de rechtbank in eerste aanleg een gemotiveerde beslissing heeft gegeven over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal de incidenteel eiser die wijziging van deze beslissing wenst, aan zijn vordering ten grondslag moeten leggen een kennelijke juridische of feitelijke misslag in de bestreden uitspraak dan wel feiten en omstandigheden die bij de beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken;
(v) indien de rechtbank in eerste aanleg geen gemotiveerde beslissing heeft gegeven op de vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad, geldt de hiervoor onder (iv) vermelde eis niet en moet worden beslist met inachtneming van het hiervoor onder (i) tot en met (iii) vermelde.
Het hof neemt daarbij nog in aanmerking dat [de man] geen wijzigingsverzoek ten aanzien van de kinderalimentatie heeft ingediend. Het is in beginsel aan de bodemrechter voorbehouden om een oordeel te geven over de vraag of al dan niet sprake is van een wijziging van omstandigheden die van dien aard is dat een vastgestelde onderhoudsbijdrage dient te worden gewijzigd. Nu [de man] tot op heden geen daartoe strekkend verzoek heeft ingediend, moet het er ook in zoverre voor worden gehouden dat [de man] in beginsel de opgelegde kinderalimentatie kan betalen.
dinsdag 18 augustus 2015voor memorie van grieven;