ECLI:NL:GHARL:2015:5492

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juli 2015
Publicatiedatum
21 juli 2015
Zaaknummer
200.169.508
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake ontvankelijkheid en spoedeisend belang bij vordering tot betaling van achterstallig wachtgeld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de Stichting Welzijn Veenendaal (SWV) tegen vijf geïntimeerden, die gezamenlijk en afzonderlijk zijn opgeroepen. De zaak betreft de ontvankelijkheid van SWV in haar hoger beroep en de vraag of er sprake is van spoedeisend belang bij de vordering tot betaling van achterstallig wachtgeld. De kantonrechter had in eerdere vonnissen de vorderingen van de geïntimeerden gedeeltelijk toegewezen. SWV heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraken, maar de geïntimeerden hebben aangevoerd dat SWV niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar hoger beroep, omdat zij bij één exploot van dagvaarding hoger beroep heeft ingesteld tegen verschillende uitspraken in verschillende gedingen zonder voldoende samenhang. Het hof heeft de zaak aangehouden voor akte uitlating door SWV en de geïntimeerde sub 1, en voor het aanvullend overleggen van stukken. De beslissing van het hof is op 21 juli 2015 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.169.508
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland, afdeling civiel recht, kantonrechter, locatie Utrecht 3946537, 3921535, 3921622, 3921395 en 3921155)
arrest in kort geding van de derde kamer van 21 juli 2015
in de zaak van
de stichting
Stichting Welzijn Veenendaal,
gevestigd te Veenendaal,
appellante,
advocaat: mr. H.C.W. Geoffroy,
tegen:

1.[geïntimeerde sub 1] ,wonende te [plaatsnaam] ,2. [geïntimeerde sub 2] ,wonende te [plaatsnaam] ,3. [geïntimeerde sub 3] ,wonende te [plaatsnaam] ,4. [geïntimeerde sub 4] ,wonende te [plaatsnaam] ,5. [geïntimeerde sub 5] ,wonende te [plaatsnaam] ,

geïntimeerden,
advocaat voor geïntimeerde sub 1: mr. M.B. van Voorthuizen;
advocaat voor geïntimeerden sub 2 tot en met 5: mr. N. Bouwmeester.
Appellante zal hierna SWV genoemd worden.
Geïntimeerden sub 1 tot en met 5 zullen gezamenlijk geïntimeerden en afzonderlijk [geïntimeerde sub 1] , [geïntimeerde sub 2] , [geïntimeerde sub 3] , [geïntimeerde sub 4] en [geïntimeerde sub 5] worden genoemd.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de (afzonderlijke) vonnissen van 22 april 2015 die de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, afdeling civiel recht, kantonrechter, locatie Utrecht) tussen SWV als gedaagde partij en [geïntimeerde sub 1] , [geïntimeerde sub 2] , [geïntimeerde sub 3] , [geïntimeerde sub 4] en [geïntimeerde sub 5] als eisende partijen in kort geding heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de exploten van dagvaarding in hoger beroep d.d. 1 mei 2015 met grieven en een productie,
- de schriftelijke conclusie van eis,
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde sub 1] ,
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde sub 2] , [geïntimeerde sub 3] , [geïntimeerde sub 4] en [geïntimeerde sub 5] .
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
[geïntimeerde sub 1] heeft in eerste aanleg bij exploot van dagvaarding van 18 maart 2015 SWV opgeroepen om op 8 april 2015 voor de kantonrechter te verschijnen. [geïntimeerde sub 2] , [geïntimeerde sub 3] , [geïntimeerde sub 4] en [geïntimeerde sub 5] hebben in eerste aanleg bij (afzonderlijke) exploten van dagvaarding van 31 maart 2015 SWV opgeroepen om op 8 april 2015 voor de kantonrechter te verschijnen. Zij hebben - kort gezegd - gevorderd SWV te veroordelen aan hen (achterstallig) wachtgeld, te vermeerderen met wettelijke rente, alsmede buitengerechtelijke incassokosten te betalen en voorts aan hen specificaties van die wachtgeldtermijnen te verstrekken op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van SWV in de proceskosten.
3.2
De kantonrechter heeft in de onder 1 vermelde (afzonderlijke) vonnissen van 22 april 2015 de vorderingen van geïntimeerden gedeeltelijk toegewezen.
3.3
SWV heeft met haar in rechtsoverweging 2.1 vermelde exploten van dagvaarding alle geïntimeerden aangezegd van de (afzonderlijke) vonnissen van 22 april 2015 in hoger beroep te komen en hen gedagvaard om op 12 mei 2015 voor dit hof te verschijnen. Op de roldatum 12 mei 2015 heeft mr. M.B. van Voorthuizen zich als procesadvocaat voor [geïntimeerde sub 1] en heeft mr. N. Bouwmeester zich als procesadvocaat voor [geïntimeerde sub 2] , [geïntimeerde sub 3] , [geïntimeerde sub 4] en [geïntimeerde sub 5] gesteld.
3.4
[geïntimeerde sub 2] , [geïntimeerde sub 3] , [geïntimeerde sub 4] en [geïntimeerde sub 5] hebben in hun memorie van antwoord als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat SWV in haar vorderingen in hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Volgens hen verzet een goede procesorde zich ertegen dat bij een en hetzelfde exploot van dagvaarding hoger beroep wordt ingesteld tegen in verschillende gedingen gewezen uitspraken (het gaat om verschillende partijen met ieder een eigen vordering, waarbij tussen de verschillende zaken geen genoegzame samenhang bestaat en voeging van de zaken wegens verknochtheid in eerste aanleg niet heeft plaatsgevonden). Zij hebben in dit verband verwezen naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad en als voorbeeld het arrest van de Hoge Raad van
23 december 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU32520 genoemd.
3.5
Aangezien het hiervoor vermelde verweer de ontvankelijkheid van SWV in haar hoger beroep betreft, dient het hof ook in het hoger beroep tussen SWV en [geïntimeerde sub 1] , waarin [geïntimeerde sub 1] dit verweer niet heeft aangevoerd, ambtshalve te beoordelen of SWV in dit geval op de juiste wijze hoger beroep heeft ingesteld.
3.6
SWV is niet in de gelegenheid geweest op het verweer van [geïntimeerde sub 2] , [geïntimeerde sub 3] , [geïntimeerde sub 4] en [geïntimeerde sub 5] te reageren. Het hof zal SWV, in het licht van de arresten van de Hoge Raad van 21 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ8317 en 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:848, in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten met betrekking tot dit verweer op de roldatum 4 augustus 2015. Ook [geïntimeerde sub 1] zal desgewenst in de gelegenheid worden gesteld bij akte te reageren, eveneens op de roldatum 4 augustus 2015. De partijen dienen op diezelfde roldatum opnieuw (aanvullend) de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof over te leggen, waarna het hof wederom arrest zal wijzen.
3.7
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
verwijst de zaak naar de roldatum
4 augustus 2015voor akte uitlating aan de zijde van SWV en [geïntimeerde sub 1] zoals vermeld in rechtsoverweging 3.6 en voor het (aanvullend) overleggen van de stukken voor het wijzen van arrest door alle partijen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, E.B. Knottnerus en H. van Loo en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2015.