In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 1 juli 2014. De heffingsambtenaar van de gemeente Zwartewaterland had de waarde van de onroerende zaak, een opslagloods gelegen aan de [a-straat] 2b te [A], voor het jaar 2013 vastgesteld op € 737.000. Belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en heeft bezwaar aangetekend. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de waarde verlaagd tot € 681.000. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 12 mei 2015 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de door de heffingsambtenaar gebruikte referentieobjecten niet vergelijkbaar zijn met zijn onroerende zaak. Hij voerde aan dat de waarde van de opslagloods te hoog was vastgesteld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de erfdienstbaarheid die op een deel van het perceel rust. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde van € 681.000 en onderbouwde dit met een taxatierapport.
Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende verworpen en geconcludeerd dat de heffingsambtenaar terecht de waarde van de onroerende zaak heeft vastgesteld op € 681.000. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.