Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appelant],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die in eerste aanleg gedaagde was, heeft na aanhouding geen nieuwe advocaat gesteld. Hierdoor is het recht om van grieven te dienen komen te vervallen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant de hem gestelde termijnen voor het indienen van de memorie van grieven ongebruikt heeft laten verstrijken. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het hoger beroep van de appellant moet worden verworpen.
De appellant heeft geen grieven ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep, en het hof heeft geoordeeld dat het vonnis van de kantonrechter van 6 januari 2015 niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde. Gezien deze omstandigheden heeft het hof de appellant als de in het ongelijk gestelde partij aangemerkt en hem veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep. De kosten zijn vastgesteld op € 311,- aan verschotten en € 447,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat.
De uitspraak is gedaan door de eerste kamer van het hof en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Het hof heeft de appellant in zijn proceskosten veroordeeld, wat een gebruikelijke procedure is in gevallen waar het hoger beroep wordt verworpen.