Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de man, verzoeker in hoger beroep, is aangesproken voor het betalen van een verhaalsbijdrage aan de Regionale Sociale Dienst (RSD) voor de bijstandsverlening aan zijn ex-partner, [C]. De man is onderhoudsplichtig jegens [C], die sinds 18 november 2011 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet. De rechtbank had eerder de verhaalsbijdrage vastgesteld op verschillende bedragen per maand, afhankelijk van de periode. De man heeft in hoger beroep negen grieven ingediend, waarbij hij betwist dat hij enige verhaalsbijdrage dient te betalen en stelt dat de RSD onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de vermogenspositie van [C]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de RSD gesteld dat er onderzoek is gedaan naar het vermogen van [C], maar dit is niet met bewijsstukken onderbouwd. Het hof oordeelt dat de RSD niet aannemelijk heeft gemaakt dat [C] geen vermogen heeft dat boven de wettelijk vastgestelde vermogensgrens ligt. De eerste grief van de man slaagt, en de overige grieven behoeven geen bespreking meer. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst de verzoeken van de RSD af, waarbij de RSD in de kosten van beide instanties wordt veroordeeld.