ECLI:NL:GHARL:2015:9443

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
10 december 2015
Zaaknummer
200.168.574
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijstandsverhaal en wettelijke grond voor verhaal

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarbij de man, verzoeker in hoger beroep, is aangesproken voor het betalen van een verhaalsbijdrage aan de Regionale Sociale Dienst (RSD) voor de bijstandsverlening aan zijn ex-partner, [C]. De man is onderhoudsplichtig jegens [C], die sinds 18 november 2011 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet. De rechtbank had eerder de verhaalsbijdrage vastgesteld op verschillende bedragen per maand, afhankelijk van de periode. De man heeft in hoger beroep negen grieven ingediend, waarbij hij betwist dat hij enige verhaalsbijdrage dient te betalen en stelt dat de RSD onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de vermogenspositie van [C]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de RSD gesteld dat er onderzoek is gedaan naar het vermogen van [C], maar dit is niet met bewijsstukken onderbouwd. Het hof oordeelt dat de RSD niet aannemelijk heeft gemaakt dat [C] geen vermogen heeft dat boven de wettelijk vastgestelde vermogensgrens ligt. De eerste grief van de man slaagt, en de overige grieven behoeven geen bespreking meer. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst de verzoeken van de RSD af, waarbij de RSD in de kosten van beide instanties wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.168.574
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 379710)
beschikking van de familiekamer van 10 december 2015
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. J. van Andel te Driebergen, gemeente Utrechtse Heuvelrug,
en
Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug,
onderdeel van de gemeenschappelijke regeling
Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug,
zetelend te Zeist,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de RSD.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 25 februari 2015, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 22 april 2015;
- een journaalbericht van mr. Van Andel van 15 oktober 2015 met producties 1 tot en met 4,
ingekomen op 16 oktober 2015.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 oktober 2015 plaatsgevonden. De man is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de RSD, met overlegging van een machtiging, zijn [A] en [B] verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De man is gehuwd geweest met de heer [C] (hierna te noemen: [C]). Het huwelijk van partijen is door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 8 februari 2012 van de rechtbank Utrecht in de registers van de burgerlijke stand op 8 maart 2012 ontbonden.
3.2
De man is jegens [C] onderhoudsplichtig.
3.3
[C] ontvangt sedert 18 november 2011 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug bijstand naar de norm van een alleenstaande op grond van de Wet Werk en Bijstand, thans Participatiewet.
3.4
De RSD heeft een verhaalsbesluit genomen en zoekt op de man verhaal voor (een gedeelte van) de aan [C] verstrekte bijstand.
3.5
De rechtbank heeft in de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking de door de man verschuldigde verhaalsbijdrage voor de periode van mei 2014 tot en met september 2014 vastgesteld op € 446,00 per maand en voor de periode van oktober 2014 tot en met februari 2015 op € 208,00 per maand. Met ingang van maart 2015 is de verschuldigde verhaalsbijdrage vastgesteld op € 500,28 per maand, maandelijks aan de gemeente te voldoen zolang de bijstandverlening aan [C] voortduurt, waarbij de man is veroordeeld in geval van niet tijdige betaling van hetgeen hij aan de gemeente verschuldigd is tot betaling ineens van de alsdan resterende hoofdsom.

4.De omvang van het geschil

4.1
De man is met negen grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de behoefte en de behoeftigheid van [C], het recht op bijstand van [C], de draagkracht van de man en de ingangsdatum van de vastgestelde verhaalsbijdrage.
De man verzoekt dat het hof - uitvoerbaar bij voorraad - de bestreden beschikking zal vernietigen en de RSD alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren, althans aan de RSD zijn verzoeken alsnog zal ontzeggen, met veroordeling van de RSD in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep.
4.2
De RSD heeft, hoewel deze daartoe in de gelegenheid is gesteld, geen verweerschrift ingediend.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De man bestrijdt dat hij is gehouden enige verhaalsbijdrage te betalen. De man stelt dat de RSD geen goed onderzoek heeft gedaan naar de vermogenspositie van [C]. Hij stelt dat [C] een woning in het buitenland heeft.
In zijn eerste grief voert de man aan dat de rechtbank ten onrechte zijn stellingen heeft gepasseerd. Volgens de man bezit [C] een woning in [plaats], Bulgarije, aan de [adres] en is deze woning ten minste € 50.000,- waard. Gelet op de inkomens- en vermogenstoets van de WWB had [C] geen recht dus op een bijstandsuitkering en heeft de gemeente deze ten onrechte aan [C] verstrekt.
5.2
Het hof dient te beoordelen of de wettelijke gronden voor verhaal aanwezig zijn. Vaststaat dat [C] een bijstanduitkering ontvangt en dat de man onderhoudsplichtig is jegens hem. De gemeente heeft een verhaalsbesluit genomen.
5.3
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de RSD gesteld dat door het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) onderzoek is gedaan naar het vermogen van [C]. Uit dit onderzoek is gebleken dat [C] de woning in 2009 heeft verkocht voor
€ 2.409,-. De RSD heeft deze stellingen niet met bewijsstukken onderbouwd.
5.4
De man betwist de stellingen van de RSD. Hij stelt dat de woning in 2009 is gekocht voor ongeveer € 25.000,-, dat de woning op naam van [C] staat, dat de woning hypotheekvrij is en dat de woning thans nog in eigendom is van [C].
5.5
Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat de RSD voldoende onderzoek heeft verricht naar de vermogensbestanddelen van [C]. Dit zou eventueel kunnen blijken uit de stukken van het IBF. De RSD heeft echter nagelaten die stukken van het IBF (tijdig) en/of andere stukken ter onderbouwing van het verzochte in het geding te brengen, terwijl dit wel op diens weg had gelegen.
Het hof komt daarom tot het oordeel dat de RSD - tegenover de gemotiveerde betwisting door de man - niet aannemelijk heeft gemaakt dat [C] geen vermogen heeft, althans geen vermogen dat boven de wettelijk vastgestelde vermogensgrens van artikel 34 van de Participatiewet (zijnde thans € 5.895,-) ligt.
Van een wettelijke grond voor verhaal van bijstand is thans niet gebleken.
De eerste grief van de man slaagt derhalve. De overige grieven behoeven in dit geval geen bespreking meer.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en de verzoeken van de RSD alsnog afwijzen.
6.2
De man heeft verzocht om de RSD te veroordelen in de kosten van de procedures in beide instanties. De RSD heeft ten aanzien van dit verzoek geen verweer gevoerd. Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof de RSD in de kosten van beide instanties veroordelen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
25 februari 2015, en opnieuw beschikkende:
wijst de verzoeken van de RSD af;
veroordeelt RSD in de kosten van beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de man wat betreft de eerste aanleg begroot op € 904,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief en op € 282,- voor griffierecht en wat betreft het hoger beroep begroot op € 1.788,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief en op € 311,- voor griffierecht.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, A. Smeeïng-van Hees en B.F. Keulen, bijgestaan door mr. A.B. de Wit als griffier, en is op 10 december 2015 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.