In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de vastgestelde waarde van een hotelpand aan de [a-straat] 25 te [A] voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 21.507.000, welke waarde na bezwaar werd verlaagd tot € 19.677.000. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 10 november 2015 in Arnhem zijn de gemachtigden van belanghebbende en de heffingsambtenaar gehoord. Belanghebbende betwistte de hoogte van de vastgestelde waarde en voerde aan dat lagere investeringskosten en een lagere grondwaarde in aanmerking genomen moesten worden. De heffingsambtenaar verdedigde het standpunt dat de waarde correct was vastgesteld.
Het Hof oordeelde dat de waarde van de onroerende zaak moest worden vastgesteld op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde, waarbij rekening werd gehouden met de aard en bestemming van de zaak. Het Hof volgde de argumenten van belanghebbende met betrekking tot de stichtingskosten en de waarde van de grond, en concludeerde dat de waarde van de onroerende zaak moest worden vastgesteld op € 14.930.000. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de heffingsambtenaar werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.