Uitspraak
[appellante],
de Staat,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
"Het is in onderzoek in raadkamer niet aannemelijk geworden dat klaagster enig zakelijk recht op de auto kan doen gelden. Daarmee is evenmin aannemelijk geworden dat klaagster enig zakelijk recht op het kentekenbewijs heeft. Het kentekenbewijs is immers verbonden aan bedoelde auto. Klaagster kan daarom niet als rechthebbende in de zin van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering worden beschouwd.”
"Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of het belang van de strafvordering zich thans nog verzet tegen teruggave van het kentekenbewijs. Ter zitting heeft de officier van justitie overgelegd een last tot teruggave d.d. 18 juli 2013, gegeven door de advocaat-generaal bij het ressortspakket Arnhem-Leeuwarden. Hierin is overwogen dat het belang van de strafvordering zich niet langer tegen teruggave verzet en is teruggave gelast aan de rechthebbende Omnilease B.V. Aangenomen mag worden dat deze last inmiddels tot uitvoer is gelegd of onverwijld tot uitvoer wordt gelegd. Dit brengt mee dat het klaagschrift gegrond is."
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
één griefopgeworpen. Het hof begrijpt de stellingen van [appellante] aldus dat zij betoogt dat de Staat onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door op 3 januari 2012 beslag ex artikel 94a Sv te leggen op het kentekenbewijs van de auto, dan wel dit beslag (na 7 maart 2012) te laten voortduren. [appellante] is van mening dat de Staat de dientengevolge door haar geleden schade, door haar begroot op € 25.000,-, dient te vergoeden. Het hof leest, anders dan de Staat - zij het met enige aarzeling - doet, in de (toelichting op de) grief geen beroep op onrechtmatigheid vanwege onrechtmatige rechtspraak.
18 juni 2013 (ECLI:NL:HR:2013:CA3305), waarin de Procureur-Generaal verwijst naar het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden zitting in raadkamer naar aanleiding van het klaagschrift d.d. 13 januari 2012 van [appellante] waaruit kan worden afgeleid dat zowel de raadsman van [appellante] als de officier van justitie ervan uitgaat dat het beslag is gelegd ex artikel 94a Sv. Ook in de beslissing van de enkelvoudige raadkamer van de rechtbank d.d. 21 augustus 2013 is overwogen dat het kentekenbewijs ex artikel 94a Sv in beslag is genomen.
Teneinde te beoordelen of en tot op welk moment de voortduring van het beslag rechtmatigheid is geweest, is van belang op welk moment duidelijk was, althans had moeten zijn, dat [C] geen rechthebbende op het betreffende voertuig was, en artikel 94a lid 3 Sv derhalve geen grondslag voor beslaglegging (meer) bood. Naar het oordeel van het hof was ten tijde van de verhoren op 3 januari 2012 en 13 januari 2012 nog niet zonder meer duidelijk dat de auto niet (mede) aan [C] in eigendom toebehoorde, immers heeft [C] tijdens deze verhoren tegenstrijdig verklaard over de eigendomspositie. Vervolgens heeft [appellante] op 13 januari 2012 een klaagschrift ex artikel 552a Sv bij de rechtbank ingediend, gericht tegen het uitblijven van een last tot teruggave van het kentekenbewijs. Blijkens de beslissing van de enkelvoudige raadkamer d.d. 7 maart 2012 is tijdens de behandeling van dit klaagschrift in raadkamer - op 8 februari 2012 - naar voren gekomen dat de auto waar het kenteken betrekking op had op 7 april 2010 door autobedrijf Pheifer in huurkoop is verkocht aan [appellante] en dat deze koop gedeeltelijk is gefinancierd door middel van een leascontract met Omni Lease. De rechtbank heeft naar aanleiding van die informatie in haar beslissing d.d. 7 maart 2012 geoordeeld dat de auto naar haar voorlopig oordeel eigendom is van Autobedrijf Pheifer en/of Omni Lease. Aldus overweegt het hof dat in ieder geval op 8 februari 2012 voor de enkelvoudige raadkamer van de rechtbank duidelijk was dat [appellante] een beter recht had op de auto en dat [C] niet als rechthebbende had te gelden. Zodoende kwam de artikel 94a lid 3 Sv grondslag aan de inbeslagname van het kentekenbewijs te ontvallen. Ook het 'anderbeslag' van artikel 94a lid 4 Sv bood (vervolgens) geen grondslag voor inbeslagname, nu dit enkel kan worden gelegd op voorwerpen die toebehoren aan een ander, indien voldoende aanwijzingen bestaan dat de in beslag te nemen voorwerpen geheel of ten dele aan die ander zijn gaan toebehoren met het kennelijke doel de uitwinning van voorwerpen te bemoeilijken of te verhinderen, terwijl die ander dit wist of redelijkerwijs kon vermoeden. Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake. Vast staat immers dat [C] nimmer eigenaar van de auto (en dus van het kentekenbewijs) is geweest. Dat betekent dat ook artikel 94a lid 4 Sv geen grondslag voor inbeslagname bood.
griefvan [appellante] slaagt. Of dit haar ook kan baten zal blijken uit het navolgende, waar het hof, gelet op de devolutieve werking van het appel, de in eerste aanleg aangevoerde maar onbesproken verweren van de Staat zal behandelen.
- betaalde leasetermijnen in januari 2012 tot en met oktober 2013 ad € 11.280,06;
- afschrijvingskosten op basis van een lineaire afschrijving over vijf jaar ad € 11.251,67;
- betaalde autoverzekering ad € 1.091,40;
- vier vliegtickets op 6 januari 2012 ad € 669,68;
- vier vliegtickets op 25 januari 2012 ad € 912,30;
- douanekosten ad € 3.583,33.
Om haar moverende redenen heeft [appellante] haar vordering beperkt tot € 25.000,-.
Ten aanzien van de opgevoerde kosten van de vliegtickets d.d. 6 januari 2012 overweegt het hof dat deze tickets zijn geboekt op naam van [C] terwijl niet is onderbouwd dat deze kosten voor rekening van [appellante] zijn gekomen, zodat deze schadepost alleen al om die reden niet voor toewijzing in aanmerking komt.
vordert tot slot douanekosten en vergoeding van de kosten van vier vliegtickets d.d. 25 januari 2016 die [appellante] heeft moeten gebruiken 'teneinde de zaken met de douane te kunnen regelen'. Nu [appellante] heeft nagelaten te stellen dat de (beweerdelijke) kosten van de douane, alsmede de in dat kader gemaakte reiskosten, schade betreft die niet zou zijn ontstaan indien geen beslag zou zijn gelegd op het kentekenbewijs , zodat tussen het onrechtmatig handelen van de Staat en deze schadepost causaal verband bestaat, heeft [appellante] op dit punt niet voldaan aan de op haar rustende stelplicht.