In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) tot verwijdering van een asielzoeker uit een asielzoekerscentrum (AZC). De asielzoeker had een reguliere woning geweigerd, wat het COA aanleiding gaf om een ontruimingsprocedure te starten. Echter, de asielzoeker had inmiddels het AZC verlaten, waardoor het COA geen belang meer had bij de vordering tot verwijdering. De asielzoeker had ook geen belang meer bij zijn tegenvordering tot voortzetting van verblijf in het AZC.
De zaak begon met een vordering van het COA in eerste aanleg, waarin het COA de ontruiming van de asielzoeker uit het AZC eiste. In reconventie vorderde de asielzoeker dat het COA hem zou blijven huisvesten in het AZC. De voorzieningenrechter oordeelde dat de opvang van de asielzoeker eindigde na een positieve beslissing op zijn asielaanvraag, en dat de woning die het COA had aangeboden passend was. De voorzieningenrechter wees de ontruimingsvordering van het COA af en veroordeelde het COA om de opvang voort te zetten.
In hoger beroep oordeelde het hof dat het COA geen spoedeisend belang meer had bij de ontruiming, aangezien de asielzoeker het AZC al had verlaten. Het hof verwierp het beroep van het COA tegen het vonnis van de voorzieningenrechter in conventie, maar vernietigde het vonnis in reconventie voor de periode na maart 2015, omdat de asielzoeker geen belang meer had bij de gevraagde voorzieningen. Het hof compenseerde de proceskosten, waarbij elke partij de eigen kosten droeg.