Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
advocaat: mr. M. Vleesch du Bois,
1.Het verdere verloop van het geding
2.De motivering van de beslissing
de verdelingvan het appartement is geen onderdeel geweest van de rechtsstrijd van partijen in hoger beroep. De vrouw heeft enkel met grief I (in principaal appel) de beslissing van de rechtbank (in het tussenvonnis van 27 september 2006) aangevochten, dat de vrouw geen bewijs heeft geleverd dat de man huurinkomsten uit de verhuur van het appartement heeft genoten, die voor de helft aan haar toekomen. Het hof was daarom gehouden, gelet op de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep, aan het oordeel van de rechtbank betreffende de toedeling van het appartement aan de man, die hiertegen geen grief (in incidenteel appel) had opgeworpen. Het hof heeft in het tussenarrest van 10 december 2013 onder rechtsoverweging 4.3 daarom het volgende overwogen: “Tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort een appartementsrecht (...) in Gran Canaria (Spanje). Partijen gingen in het begin van de procedure in eerste aanleg ervan uit dat het dit appartement was verkocht en dat zij de verkoopopbrengst nog dienden te delen. Later bleek dat dit appartement niet was verkocht. (...) De rechtbank heeft in haar vonnis van 23 november 2005 uiteindelijk beslist dat het appartement aan de man wordt toegedeeld voor een waarde van € 95.000,- en partijen bevolen met inachtneming van die beslissing over te gaan tot verdeling (vonnis van 6 juli 2011....).” Vervolgens heeft het hof onder rechtsoverweging 4.4 grief I van de vrouw beoordeeld en geoordeeld dat deze grief faalt. Daarmee is het debat over verdeling van de huurinkomsten van het appartement beëindigd. In het eindarrest van 14 april 2015 heeft het hof in rechtsoverweging 2.1 samengevat en gepersisteerd bij de eindbeslissingen ten aanzien van de beoordeling van de grieven, waaronder de verwerping van grief 1 en in het dictum onder 5. (blad 4) onder meer het tussenvonnis van 23 november 2005 bekrachtigd. Begrijpt het hof de stelling van de man (sub 8-9 dagvaarding) in deze herroepingsprocedure goed, dan stelt hij dat het eindarrest van het hof aldus ook berust op een “vals” stuk, namelijk het tussenvonnis van de rechtbank van 23 november 2005. Deze stelling snijdt geen hout gelet op hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 2.6 is overwogen.