Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 10 maart 2017;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties A tot en met F;
- een journaalbericht van mr. Van Rossum van 1 mei 2017 met producties;
- een journaalberichten van mr. Van Rossum van 22 mei 2017 en 29 mei 2017 met één
3.De feiten
- [kind 1] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ;
- [kind 2] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , en
- [kind 3] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
In de beschikking van 14 november 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD7589)) heeft de Hoge Raad overwogen dat de rechter bij de beoordeling van een verzoek van een alimentatieplichtige een vastgestelde uitkering tot levensonderhoud op grond van een wijziging van omstandigheden op een lager bedrag of nihil vast te stellen, in aanmerking zal kunnen nemen dat ten aanzien van de alimentatieplichtige de schuldsaneringsregeling van toepassing is en veelal de in dat verband vastgestelde feiten tot uitgangspunt zal kunnen nemen (HR 25 januari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5818). In aanmerking genomen voorts dat een saniet als de man gedurende de tijd waarin de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is, slechts kan beschikken over het op de voet van artikel 295 lid 2 van de Faillissementswet (Fw) door de rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag en dit bedrag, gelet op het daarbij van toepassing verklaarde artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, onder het bijstandsniveau is gelegen, tenzij de rechter-commissaris op de voet van artikel 295 lid 3 Fw anders heeft bepaald, moet worden aangenomen dat een dergelijke saniet, behoudens bijzondere omstandigheden, niet over draagkracht beschikt om onderhoudsbijdragen te betalen.