Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
12 december 2017
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Zwolle(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
Sportaccommodatie huren
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 december 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de gemeente [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De gemeente, als exploitant van een sporthal, had over het tijdvak december 2014 een bedrag van € 163.700 aan omzetbelasting op aangifte voldaan. De Inspecteur van de Belastingdienst had het bezwaar van de gemeente ongegrond verklaard, waarna de gemeente in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de gemeente hoger beroep instelde.
De zaak draait om de aftrek van voorbelasting op de instandhoudingskosten van de sportzalen. De gemeente stelt dat de aftrek dient te worden berekend in twee stappen: eerst een 'pre pro rata' voor niet-economische activiteiten en vervolgens een 'pro rata' voor economische activiteiten. De Inspecteur daarentegen stelt dat de verhouding van daadwerkelijk belaste verhuur ten opzichte van het totale gebruik bepalend is voor het aftrekrecht, waarbij leegstand genegeerd moet worden.
Het Hof oordeelt dat de Inspecteur gelijk heeft. De regelgever heeft de omzetverhouding als uitgangspunt genomen voor de berekening van het recht op aftrek voor kosten die gemengd worden gebruikt. Het Hof concludeert dat de verhouding tussen het daadwerkelijk gerealiseerde aantal uren belaste verhuur en het totale aantal uren daadwerkelijk gebruik een nauwkeurig en objectief criterium is voor de omvang van het aftrekrecht. De gemeente heeft in haar aangifte de juiste berekeningswijze gebruikt, maar het Hof volgt de Inspecteur in zijn standpunt dat de berekening van de gemeente niet de juiste methode is.
Het hoger beroep van de gemeente wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.