Uitspraak
[appellant],
HVA,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
te veroordelen tot terugbetaling aan [appellant] van al hetgeen [appellant] aan HVA heeft betaald ter voldoening van de bestreden vonnissen;
te veroordelen in de proceskosten in beide instanties.”
2.De feiten
De huurprijs bedraagt € 28.200,- (...) per jaar en dient, zonder korting of schuldvergelijking, bij vooruitbetaling, in maandelijkse termijnen te worden voldaan (...).”
Zonder schriftelijke toestemming van de verhuurder mag het gehuurde niet (…) worden onderverhuurd (…); voormelde toestemming mag door verhuurder in redelijkheid niet worden geweigerd, tenzij de belangen van de verhuurder en eventueel met haar verbonden vennootschappen zouden worden geschaad. (…)”
Tot slot nog het volgende. Ik begreep van cliënt dat hij en u in het verleden hebben samengewerkt. Tot voor kort was cliënt ook aandeelhouder van uw vennootschap. Onder die omstandigheden heeft cliënt destijds ingestemd met een afwijking van het overeengekomen verbod op onderhuur; de inkomsten uit onderhuur kwamen immers ten goede aan zijn eigen onderneming. Nu cliënt thans geen enkele betrokkenheid meer heeft bij uw vennootschap, handhaaft hij het overeengekomen verbod op onderhuur thans weer onverkort. Ik begreep van cliënt dat de huurder van de bovenwoning binnenkort vertrekt, en dat betekent dat het u niet is toegestaan de bovenwoning opnieuw te verhuren.”
Ik heb een brief d.d. 7 oktober van advocaat mr. Korvemaker ontvangen; in deze brief stelt hij onder meer, kort samengevat, dat het ons verboden is om de bovenwoning weer te verhuren. Daar zou jij (in privé) destijds mee hebben ingestemd omdat de huuropbrengst jouw onderneming (dus Hagen Beheer BV) ten goede kwam, maar nu je geen betrokkenheid meer hebt in onze onderneming (dus Hagen & Veenstra BV c.q. Hagen & Veenstra Administratiekantoor BV), handhaaf je het verbod op grond van de huurovereenkomst onverkort na het vertrek van de huidige huurster.”
Een kwestie die ook de nodige wrijving oplevert, is de bovenwoning. Onderhuur, door u, is op grond van de huurovereenkomst niet toegestaan. Cliënt is daarvan, ten tijde van de samenwerking met u, van afgeweken omdat de huurpenningen ten goede kwamen aan het samenwerkingsverband. Nu die samenwerking niet meer bestaat ziet cliënt geen aanleiding (meer) u niet onverkort te houden aan het verbod op onderhuur. In dit verband hebt u gewezen op artikel 5.a van de huurovereenkomst, waarin is opgenomen dat cliënt (verhuurder) onderverhuur niet mag weigeren, tenzij zijn belangen zouden worden geschaad. In het onderhavige geval kan van dat laatste sprake zijn, namelijk wanneer de bovenverdieping als zelfstandige woning wordt verhuurd. Cliënt kan dan immers in de toekomst worden geconfronteerd met een onderhuurder, die zich beroept op ontruimingsbescherming en/of procedures tot prijswijziging. Alleen al om die reden is cliënt gerechtigd vooraf te beoordelen of hij toestemming verleent of niet, op basis van informatie omtrent de persoon van een eventuele onderhuurder en de inhoud van de huurovereenkomst.
De kwestie onderhuur lijkt mij inderdaad opgelost. U zult vooraf toestemming vragen.”
Wij begrijpen niet wat u bedoelt met “… De kwestie onderhuur lijkt mij inderdaad (…) opgelost. U zult vooraf toestemming vragen (…)” want wij hebben daarover geen enkele uitspraak of toezegging gedaan en u steeds verwezen naar onze brief van 14 februari 2012. En die is heel duidelijk, namelijk dat wij de schadeclaim van € 14.880 op uw cliënt handhaven”.
(…) Daartoe merk ik in de eerste plaats op, dat ik in mijn faxbericht van 24 januari 2012 heb aangegeven dat u voor onderhuur toestemming dient te vragen en dat cliënt die toestemming niet zal weigeren op onredelijke gronden. (…) Kortom: onderhuur is niet onmogelijk, maar moet vooraf even worden gevraagd. Tot op heden heeft u nog geen dergelijk verzoek gedaan, en daarmee kunt u ook niet stellen dat de mogelijkheid tot onderhuur absoluut is komen te vervallen of door cliënt is gefrustreerd.”
3.De vorderingen en beoordeling in eerste aanleg
4.De beoordeling in hoger beroep
grieven 2 en 6de door de kantonrechter toegekende schadevergoeding wegens het niet toestaan van onderhuur. [appellant] voert aan dat als HVA een kandidaat huurder voor de bovenwoning had HVA gehouden was voor die onderhuur aan [appellant] toestemming te vragen. Die toestemming is niet gevraagd, zodat van een onterechte weigering geen sprake kan zijn. Volgens [appellant] is hij daardoor jegens HVA niet tekort geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en heeft HVA daardoor geen recht op schadevergoeding.
grieven 1 en 2bestrijdt [appellant] het door de kantonrechter vastgestelde bedrag aan huurschuld voor verrekening van € 9.686,31. Volgens [appellant] dient dit bedrag € 14.771,43 te zijn. Ter toelichting voert [appellant] het volgende aan.
grief 3komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] ten tijde van het leggen van derdenbeslag op de bankrekening van HVA geen vordering had, zodat [appellant] de door HVA gemaakte beslagkosten van € 250,- heeft te betalen. Uit het hiervoor overwogene blijkt dat ook na verrekening HVA ten tijde van het leggen van beslag nog een geldbedrag aan [appellant] verschuldigd was. Dit betekent dat ook grief 3 slaagt.
grieven 4 en 5slagen.