Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing
. (…)
dat het zwijgen van de wet over de bijdrage van de vrouw aan de huishouding niet mag worden uitgelegd als een uitsluiting hiervan; integendeel. De wet is juist ruim opgesteld ‘om de gelijke behandeling van de man en vrouw in de familiewet te benadrukken’. Van belang zijn ten slotte de ‘geruststellende’ woorden van de toelichting op artikel 49 [nationaliteit 1] , die heel waarschijnlijk tot het mannelijke gedeelte van de [nationaliteit 1] bevolking zijn gericht. Hierin benadrukt het ministerie van Justitie dat de evaluatie door de rechter van de inspanning en bijdrage van iedere echtgenoot geenszins tot een verdeling ‘door de helft’ van het vermogen leidt. De strekking van dit verbod is mijns inziens onduidelijk. Ligt hierin een verbod aan de rechter om het vermogen dat tijdens het huwelijk verkregen is gelijkelijk tussen beide echtgenoten te verdelen of wordt hiermee een verbod geuit op een afwijking van de gewone uitsluiting van goederen die nog steeds[het hof begrijpt: geldt]
met betrekking tot de goederen die ieder de echtgenoten bij huwelijkssluiting had?[pagina 782 van het proefschrift, hof]
(...)”.’