ECLI:NL:GHARL:2017:6591

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
1 augustus 2017
Zaaknummer
200.175.438/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en overlast door honden in huurwoning

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een geschil tussen een huurster, aangeduid als [appellante], en haar verhuurder, Woningstichting Goedestede. De verhuurder heeft de huurster aangeklaagd wegens overlast veroorzaakt door haar honden. De huurster heeft sinds 1991 een woning gehuurd van Goedestede en houdt daar vier tot vijf honden. De verhuurder heeft verschillende klachten ontvangen van buren over geluidsoverlast door het blaffen van de honden. In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat er sprake is van ernstige geluidsoverlast, maar heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst afgewezen, omdat de gevolgen voor de huurster te ingrijpend zouden zijn. Wel is de huurster verboden om honden te houden in de woning.

In hoger beroep heeft het hof de grieven van de huurster tegen de toewijzing van de subsidiaire vordering van de verhuurder behandeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verhuurder de stelplicht en bewijslast heeft met betrekking tot de overlast. De huurster heeft betwist dat er sprake is van ernstige overlast en heeft bewijsstukken overgelegd van buren die geen overlast ervaren. Het hof heeft besloten dat een deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de claims van de verhuurder te verifiëren. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor uitlating van het deskundigenbericht en houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.175.438/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 2838826 MC 14-2279)
arrest van 1 augustus 2017
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [A] ,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. B. Eskes, kantoorhoudend te Almere, die schriftelijk heeft gepleit,
tegen
Woningstichting Goedestede,
gevestigd te Almere,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
GoedeStede,
advocaat: voorheen mr. J.J.W. Lamme, kantoorhoudend te Almere, die schriftelijk heeft gepleit. Thans mr. T. Mulder, kantoorhoudend te Almere.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
16 april 2014, 7 januari 2015 en 13 mei 2015 van de rechtbank Midden-Nederland, afdeling civiel recht, locatie Almere (hierna: de kantonrechter)

2.Het geding in hoger beroep

2.1
het verloop van het geding in hoger beroep blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 7 augustus 2015;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord en grieven in incidenteel appel (met producties);
- de memorie van antwoord in incidenteel appel(met een productie);
- de pleitnotities in het schriftelijk pleidooi van mr. Eskes en van mr. Lamme.

3.De vaststaande feiten

3.1
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 7 januari 2015 de feiten vastgesteld. Tegen deze vaststelling zijn noch in het principaal noch in het incidenteel appel grieven gericht en ook anderszins is niet van bezwaren gebleken, zodat het hof van de door de kantonrechter vastgestelde feiten zal uitgaan. Deze feiten komen, aangevuld met enkele andere feiten, op het volgende neer.
3.2
[appellante] huurt sinds 1 februari 1991 van Goedestede de woning aan de [a-straat] 248 te
[A] op basis van een schriftelijk vastgelegde overeenkomst. Op de huurovereenkomst is het huurreglement van Goedestede van toepassing verklaard. In dat huurreglement is in artikel 6.7 bepaald:
“Huurder zal zich onthouden van gedragingen waarvan naar algemeen gangbare opvattingen mag worden aangenomen dat zij schade veroorzaken aan het gehuurde dan wel als hinderlijk of storend worden ervaren door of overlast bezorgen aan medebewoners of derden in naburige percelen.”
3.3
De woning is een rijtjeshuis. [appellante] heeft de woning vanaf het begin bewoond met vier of vijf honden. Tot 1 januari 2013 heeft zij ook Roemeense straathonden opgevangen.
3.4
Vanaf 4 september 2007 heeft Goedestede de direct naast de woning van [appellante] gelegen woning [a-straat] 249 verhuurd aan [B] . Tot die tijd werd deze woning verhuurd aan de familie [C] .
3.5
Op 29 januari 2007 heeft de familie [C] een “meldingsformulier overlast” ingevuld, waarop is aangegeven dat zij langer dan 3 maanden overlast ondervinden van [appellante] , doordat de vier honden van [appellante] in de tuin worden uitgelaten en janken wanneer [appellante] weg is. De familie [C] vraagt aan Goedestede om hun een woning toe te wijzen, waarvoor ze al drie jaar staan ingeschreven.
3.6
Naar aanleiding van deze klacht heeft op 15 februari 2007 een telefoongesprek plaatsgevonden tussen Goedestede en [appellante] . In een brief van 16 februari 2016 heeft Goedestede onder meer geschreven:

Het volgende hebben wij besproken: u laat de honden niet uit in de tuin. U beweert dat de honden niet blaffen en janken als u niet thuis bent. Wanneer er weer een klacht binnen komt zullen wij een persoonlijk gesprek met u hebben.
3.7
[B] heeft vanaf 25 januari 2008 bij Goedestede geklaagd over overlast van [appellante] . Volgens [B] is sprake van geluidsoverlast ten gevolge van door [appellante] tijdens de nachtelijke uren verrichte schoonmaakwerkzaamheden en van de honden die [appellante] heeft. De honden blaffen en janken veel. Volgens [B] laat [appellante] de honden ook geregeld in de tuin uit.
3.8
Nadat medio 2008 een gesprek had plaatsgevonden tussen [appellante] en Goedestede, heeft via Buurtbemiddeling een gesprek plaatsgevonden tussen [B] en [appellante] , welk gesprek niet tot een vergelijk heeft geleid. In september 2008 en oktober 2009 heeft Goedestede [appellante] uitgenodigd voor een gesprek naar aanleiding van een nieuwe melding van [B] . In de daaropvolgende jaren heeft [B] diverse overlastmeldingen gedaan.
3.9
In november 2012 heeft Goedestede klachten van overlast ontvangen van [B] en van andere buren van [appellante] . De brieven bevatten een overzicht van de ondervonden (geluids)overlast gedurende de periode 21 oktober tot 24 november 2012.
3.1
In een brief van 6 december 2012 aan [appellante] heeft Goedestede melding gemaakt van de ontvangen overlastmeldingen en heeft zij verder onder meer het volgende geschreven:
“Deze overlast speelt al langere tijd en wordt alleen maar erger doordat u steeds meer honden houdt. Wij sommeren u om onmiddellijk met de overlast te stoppen en rekenen op uw medewerking.”
3.11
[appellante] heeft op deze brief gereageerd met een e-mailbericht van 9 december 2012, waarin zij bestrijdt dat sprake is van overlast. Zij heeft maatregelen genomen - onder meer het dicht doen van de rolluiken en het niet meer ontvangen van visite, zodat de honden geen prikkels krijgen -, en informeerde bij de buren van [a-straat] 247 en andere omwonenden of zij de honden bij haar afwezigheid horen, wat niet het geval is.
3.12
Op 10 januari 2013 hebben mevrouw [D] en de heer [E] van Goedestede de woning van [appellante] zonder aankondiging vooraf bezocht. Naar aanleiding van dit bezoek heeft mevrouw [D] in een brief van diezelfde dag onder meer het volgende geschreven aan [appellante] :
“Wij waren in de buurt en besloten om van de gelegenheid gebruik te maken en bij u langs te gaan. Terwijl wij u vanaf het plein dat grenst aan het schoolplein aan de achterkant van uw woning naderden, begon er een hond te blaffen die al snel werd bijgestaan door nog twee honden. Wij waren op dat moment nog tientallen meters van de woning verwijderd. Via de voorkant hebben wij aangebeld bij de voordeur en onder luid geblaf heeft u voor ons open gedaan en ons naar binnen uitgenodigd, ondanks dat wij geen afspraak hadden.De honden bleven blaffen, zij stonden in de keuken totdat u ze met luide stem had bevolen stil te zijn. U heeft aangegeven dat vier honden van u waren en één hond werd opgevangen. Op het moment dat ik aangaf dat ik mij goed kon voorstellen dat buren klaagden omdat de honden eerst aan de achterkant hard blaften en later toen wij binnen waren doorgingen met blaffen en dat het best heel hard klonk, was wat u betreft het gesprek afgelopen en werden wij verzocht te gaan.(…)Ik sommeer u daarom voor de laatste maal de overlast te staken. Mocht ik klachten blijven ontvangen, dan ga ik vervolgstappen nemen. Een logische vervolgstap is een juridische procedure om het huurcontract te laten ontbinden.”
3.13
Nadat eind januari 2013 een gesprek had plaatsgevonden tussen [appellante] en Goedestede, heeft de advocaat van Goedestede [appellante] in een brief van 12 februari 2013 gesommeerd om (onder meer) geen honden van derden in de woning op te vangen en om er voor te zorgen dat haar eigen honden geen enkele overlast meer veroorzaken.
3.14
De advocaat van Goedestede heeft [appellante] op 2 oktober 2013 en 23 januari 2014 opnieuw gesommeerd de overlast te staken. In laatstgenoemde brief heeft hij onder meer geschreven:
“Tenzij ik binnen vijf dagen na dagtekening van deze brief de schriftelijke bevestiging van u ontvang dat u alle niet aan u toebehorende honden binnen vijf dagen na heden uit de woning heeft verwijderd en verwijderd houdt en daarnaast geen nieuwe honden opvangt en tenslotte door u zal worden gezorgd dat eventueel nog in uw woning aanwezige honden (waarbij het dan dus uitsluitend moet gaan om honden die van uzelf zijn!) geen hinder of overlast meer zullen veroorzaken, kunt u de dagvaarding ter beëindiging van de huurovereenkomst tegemoet zien.”
3.15
[appellante] wil geen afstand doen van een of meer van haar honden.
3.16
In opdracht van Goedestede heeft het ingenieursbureau voor geluid en bouwfysica,
Geluidsconsult B.V. in de periode 14 mei 2014 tot en met 28 mei 2014 onderzoek gedaan naar de door [B] ondervonden geluidsoverlast. Geluidsconsult B.V. heeft in dat verband metingen verricht in de woning van [B] . Geluidsconsult B.V. heeft op 4 juni 2014 schriftelijk gerapporteerd. In dat rapport staat onder meer:
" 6.1. Bevestiging klachten
De klacht van de bewoonster over geluidsoverlast van hondengeblaf wordt bevestigd. Het
representatieve beoordelingsniveau van de LAeq (=gemiddelde) per blafperiode bedraagt52 dB(A),verdeeld over gemiddeld 435 maal blaffen per dag. Dat is 17 dB(A) boven de
grenswaarde van 35 dB(A). Het woonklimaat in deze woning wordt veelvuldig verstoord door honderden blafgeluiden per dag.
Ter vergelijking: Als de buurwoning een horeca-inrichting was geweest en het hondengeblaf gelijkgesteld zou zijn aan muzieklawaai, zou de overschrijding van de grenswaarde van de Wet milieubeheer hetzelfde zijn geweest.
Het representatieve piekniveau van het repeterende geblaf van de honden bedraagt 59 dB(A). Dat is 4 dB hoger dan de grenswaarde.
Samengevat is er sprake van overschrijding van de grenswaarden met 17 dB hetgeen
beoordeeld wordt in Burenlawaaiklasse 3: ontoelaatbare overschrijding van de
burenlawaainormen ten gevolge van het hondengeblaf.
De klachten over het geluid van schoonmaken van de buurvrouw konden wel worden gemeten maar overschrijden de geluidnomen bij lange na niet.6.2 Gedrag van de lawaaimakerVoor een bewoner is het niet ongewoon een hond te hebben. Dat is op zich niet verwijtbaar. Er zijn in deze woning echter soms wel 7 honden aanwezig die soms minutenlang blaffen en janken. Ook bij kleinere aantallen steekt de ene hond de andere aan met minuten lange blafperioden tot gevolg.6.3 Geluidgevoeligheid bij de ontvangerEr is sprake van een zeer laag achtergrondniveau in de woning tussen 22 en 32 dB (A) met een gemiddelde van 27. Dat ligt lager dan het gemiddelde achtergrondniveau waarmee normaal gerekend wordt nl. 35 dB (A). Daardoor zijn de blafgeluiden extra goed hoorbaar.Ondanks het feit dat er objectief gezien alle reden is tot klagen, bestaat de indruk dat de klaagster, mede tengevolge van de slechte relatie met de buren, gefocust is op geluiden van deze buren en daardoor misschien ook de geluiden van het schoonmaken laat in de avond hinderlijk vindt, hoewel deze geluiden maar net boven het achtergrondniveau uitkomen.Bij elkaar genomen vormen deze factoren samen enige verhoogde geluidgevoeligheid aan de kant van de ontvanger.(…)8 Conclusie
De klachten van mw. [B] op [a-straat] 249 [A] over geluidhinder van blaffende
honden van de buren op nr. 248 zijn bevestigd.
De situatie wordt geklasseerd als: burenlawaai klasse 3 "ontoelaatbare geluidhinder lawaai"
De oorzaak is teveel honden die te vaak en te lang blaffen
Een iets versterkende factor is een verhoogde geluidgevoeligheid aan de kant van de
geluidontvanger door het lage achtergrondniveau.
Maatregelen zijn te vinden in vermindering van het aantal honden tot maximaal 1 en daarna verbetering van de relatie tussen de buren.”

4.De vorderingen en de beslissingen in eerste aanleg

4.1
Goedestede heeft primair gevorderd dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat [appellante] wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning. Subsidiair heeft zij gevorderd dat [appellante] op straffe van verbeurte van een dwangsom wordt veroordeeld om alle honden uit de woning en de tuin bij de woning te verwijderen en verwijderd te houden, dat het haar verboden wordt honden te houden in de woning en de bijbehorende tuin en dat het haar wordt verboden om tussen 21.00 uur ’s avonds en 8.30 uur ’s morgens (schoon)maakwerkzaamheden uit te voeren in de woning.
4.2
[appellante] heeft verweer gevoerd. Zij heeft een reconventionele vordering ingesteld, inhoudende dat Goedestede wordt veroordeeld om [appellante] het rustige woongenot van de woning te verstrekken door maatregelen te treffen die het doen van onterechte overlastmeldingen door [B] zullen stoppen.
4.3
Nadat de kantonrechter een comparitie van partijen had gelast, heeft hij in het tussenvonnis van 7 januari 2015 Goedestede in de gelegenheid gesteld te reageren op de kritiek van [appellante] op het rapport van Geluidsconsult B.V.. In het eindvonnis van 13 mei 2015 heeft de kantonrechter overwogen dat voldoende vaststaat dat de honden van [appellante] door hun geblaf structureel voor ernstige geluidsoverlast bij met name [B] zorgen en dat [appellante] aldus tekortschiet in de nakoming van haar uit artikel 7:213 BW en uit artikel 6.7 van het toepasselijke huurreglement voortvloeiende verplichtingen. De kantonrechter acht de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst echter niet toewijsbaar. Ontbinding is niet gerechtvaardigd gelet op de ingrijpende gevolgen van de ontbinding van de huurovereenkomst voor [appellante] en de bijzondere aard van de tekortkoming, waaraan eenvoudig een einde kan worden gemaakt. De kantonrechter heeft de subsidiaire vordering om [appellante] , op straffe van verbeurte van een dwangsom, te verbieden nog honden te hebben in de woning wel toegewezen.
De kantonrechter heeft de reconventionele vordering van [appellante] afgewezen en heeft [appellante] veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie.

5.De bespreking van de grieven

5.1
Het hof stelt vast dat de grieven van [appellante] geen betrekking hebben op haar reconventionele vordering. De afwijzing van die vordering in reconventie staat in appel dan ook niet ter discussie. Dat geldt ook voor de afwijzing door de kantonrechter van de subsidiaire vordering in conventie om [appellante] te verbieden in - kort gezegd - de nachtelijke uren schoonmaakwerkzaamheden te verrichten.
5.2
Met de grieven in principaal appel komt [appellante] op tegen de toewijzing van de subsidiaire vordering van Goedestede. Volgens [appellante] heeft de kantonrechter ten onrechte overwogen dat vaststaat dat sprake is van structurele en ernstige overlast als gevolg van het geblaf van de honden van [appellante] .
Met de grieven in het incidenteel appel komt Goedestede op tegen de afwijzing van haar primaire vordering. Volgens Goedestede heeft de kantonrechter nadat hij (terecht) had vastgesteld dat sprake was van structurele en ernstige overlast ten onrechte nagelaten de huurovereenkomst te ontbinden.
5.3
De kern van het geschil is of [appellante] met haar honden ernstige geluidsoverlast veroorzaakt, zoals Goedestede stelt, maar [appellante] betwist. De stelplicht en de bewijslast van het bestaan van de overlast rusten op Goedestede.
5.4
Het enkele feit dat [appellante] vijf honden heeft, betekent nog niet dat zij overlast veroorzaakt of anderszins in strijd handelt met de huurovereenkomst. Noch in de huurovereenkomst noch in het toepasselijke reglement wordt het houden van huisdieren verboden of aan een maximumaantal gebonden. Doorslaggevend is of de huisdieren schade veroorzaken aan het gehuurde dan wel overlast veroorzaken voor omwonenden. Daarvoor is op zichzelf onvoldoende dat een van de buren geregeld klaagt over overlast en ook enkele andere buren incidenteel over overlast hebben geklaagd, zoals in dit geval. Het hof tekent daarbij aan dat [appellante] een schriftelijke verklaring heeft overgelegd van haar andere directe buur, de bewoonster van [a-straat] 247 en van de vorige bewoonster van die woning, inhoudende dat zij geen overlast hebben (gehad) van de honden van [appellante] , en schriftelijke verklaringen van buurtbewoners, inhoudende dat de honden van [appellante] goed zijn opgevoed en dat zij de honden niet horen blaffen wanneer zij langs de door [appellante] gehuurde woning lopen. Bovendien heeft [appellante] gemotiveerd weersproken dat op een aantal door [B] in haar klachten genoemde tijdstippen sprake kan zijn geweest van overlast.
5.5
De overgelegde schriftelijke klachten van [B] zijn in dit licht dan ook niet toereikend om bewezen te achten dat sprake is van ernstige overlast, ook niet wanneer de verklaring van de vorige bewoners van de woning [a-straat] 249 en het verslag van de medewerkers van Goedestede over hun ervaringen tijdens het onaangekondigde bezoek worden meegewogen. Daarbij heeft te gelden dat, zoals [appellante] heeft opgewerkt, de vorige bewoners van [a-straat] 249, zoals ook volgt uit hun schriftelijke klacht, graag wilden verhuizen naar een appartement in een woon-zorgcomplex en dat de medewerkers van Goedestede slechts eenmalig zelf een bezoek hebben gebracht aan de woning, zodat aan hun bevindingen van dat bezoek geen conclusies kunnen worden verbonden over de structurele situatie.
5.6
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dan ook dat voor het antwoord op de vraag of op basis van de overgelegde stukken vaststaat dat sprake is van ernstige overlast de waardering van het rapport van Geluidsconsult cruciaal is. Uit dat rapport volgt dat sprake is van ernstige geluidsoverlast door de honden van [appellante] . [appellante] heeft echter fundamentele kritiek op het rapport uitgeoefend, onder meer op de gebruikte methode, op het meenemen van geluiden van buiten die niet afkomstig zijn van de honden van [appellante] , op de bijtelling van 10 dB (A) bij het geluid van een blaffende hond, op het niet in aanmerking nemen van de geluidgevoeligheid bij [B] en de inrichting van de woning van [B] en op de door Geluidsconsult gehanteerde classificering van burenlawaai, die er volgens [appellante] op neerkomt dat hondengeblaf altijd tot een indeling in klasse 3 (“ontoelaatbaar veel geluidoverlast”) leidt.
5.7
Het hof ziet in deze kritiek reden om een deskundigenonderzoek te gelasten om antwoord te krijgen op de vraag of het onderzoek van Geluidconsult B.V. voldoet aan de eisen die aan een dergelijk onderzoek kunnen worden gesteld en of de conclusies die Geluidconsult B.V. verbindt aan het door haar verrichte onderzoek een deugdelijke basis hebben.
5.8
Het hof overweegt in dit verband dat het niet voor de hand ligt dat een nieuw geluidonderzoek wordt verricht, omdat worden een dergelijk onderzoek naar verwachting onvoldoende representatief zal zijn, nog daargelaten dat onduidelijk is of [appellante] op dit moment nog geregeld met haar honden in de woning verblijft. Het hof ziet geen reden om [appellante] op voorhand te volgen in haar stelling dat het onderzoek onbruikbaar is omdat het is verricht in een niet representatieve periode vanwege de ernstige ziekte, het overlijden en de uitvaart van haar vader. Na het te houden deskundigenonderzoek zal het hof bij het antwoord op de vraag of vaststaat dat sprake is (geweest) van ernstige geluidsoverlast ook deze stelling van [appellante] betrekken.
5.9
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor akte uitlating deskundigenbericht door partijen. Partijen dienen zich uit te laten over het aantal deskundigen, de persoon van de deskundige(n) en de aan de deskundige(n) te stellen vragen. Het verdient aanbeveling dat partijen zich met elkaar verstaan en proberen tot een eensluidende voordracht te komen.
5.1
Ten aanzien van het voorschot op de kosten van de deskundige overweegt het hof reeds nu dat dit voorschot van rekening komt van Goedestede.
De beslissing
Het gerechtshof, alvorens verder te beslissen:
verwijst de zaak naar de rol van 29 augustus 2017 voor uitlating deskundigenbericht aan de zijde van beide partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. J.M. Rowel-van der Linde en
mr. D.H. de Witte en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 1 augustus 2017.