ECLI:NL:GHARL:2017:9208

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
25 oktober 2017
Zaaknummer
200.136.491/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundigen en betaling voorschot in civiele procedure

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 24 oktober 2017, wordt de benoeming van deskundigen en de betaling van een voorschot besproken in een civiele procedure tussen het Waterschap Zuiderzeeland en meerdere geïntimeerden. Het hof herhaalt de inhoud van een eerder tussenarrest van 7 februari 2017, waarin partijen de gelegenheid kregen om zich uit te laten over het door de deskundigen begrote voorschot en de gehanteerde algemene voorwaarden. Partijen hebben op 21 maart 2017 en 18 april 2017 akten genomen, waarna aanvullende stukken zijn ingediend ter voorbereiding van het arrest.

Het hof constateert dat er geen bezwaren zijn geuit tegen het voorgestelde voorschot, maar dat partijen wel hebben gepleit voor een herziening van de beslissing om de kosten te delen. Het hof vindt echter geen nieuwe feiten die aanleiding geven om deze beslissing te herzien. De deskundigen worden benoemd om onderzoek te doen naar de gevolgen van schotten in de duikers voor de waterstand op de percelen van de geïntimeerden. Het hof legt de deskundigen specifieke vragen voor en bepaalt dat het Waterschap hen een kopie van het volledige procesdossier moet verstrekken. De kosten van de deskundigen worden vastgesteld op € 47.190,-, welke kosten door partijen gezamenlijk moeten worden gedragen. Het hof houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar een roldatum van vier weken na het indienen van het definitieve deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.136.491/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/07/161515/ HL ZA 09-1225)
arrest van 24 oktober 2017
in de zaak van
Waterschap Zuiderzeeland,
gevestigd te Lelystad,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
het Waterschap,
advocaat: mr. D. Knottenbelt, kantoorhoudend te Rotterdam,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [A] ,

2. [geïntimeerde2] ,

wonende te [A] ,

3. [geïntimeerde3] ,

wonende te [B] ,

4. [geïntimeerde4] ,

wonende te [B] ,

5. [geïntimeerde5] ,

wonende te [B] ,

6. [geïntimeerde6] ,

wonende te [A] ,

7. [geïntimeerde7] ,

wonende te [B] ,
8.de maatschap naar burgerlijk recht
MTS [geïntimeerde8] ,
gevestigd te [A] ,

9. [geïntimeerde9] ,

wonende te [B] ,

10. [geïntimeerde10] ,

wonende te [A] ,

11. [geïntimeerde11] ,

wonende te [B] ,

12.[geïntimeerde12] ,

wonende te [C] ,

13. [geïntimeerde13] ,

wonende te [D] ,

14. [geïntimeerde14] ,

wonende te [B] ,

15. [geïntimeerde15] ,

wonende te [B] ,

16. [geïntimeerde16] ,

wonende te [B] ,

17. [geïntimeerde17] ,

wonende te [E] ,

18. [geïntimeerde18] ,

wonende te [B] ,

19. [geïntimeerde19] ,

wonende te [B] ,
20.de maatschap naar burgerlijk recht
MTS. [geïntimeerde20] ,
gevestigd te [B] ,
21.de maatschap naar burgerlijk recht
MTS. [geïntimeerde21] ,
gevestigd te [B] ,

22. [geïntimeerde22] ,

wonende te [B] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s., advocaat: mr. W.M. Bijloo, kantoorhoudend te Middelharnis.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 7 februari 2017 hier over.
1.2
In dit tussenarrest zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de hoogte van het door de deskundigen [F] en [G] begrote voorschot, de door de deskundigen gehanteerde algemene voorwaarden en de juistheid van de onder
4 van de door de deskundigen aangegeven werkstappen uitgesproken veronderstelling.
1.3
Partijen hebben ieder op 21 maart 2017 een akte genomen en op 18 april 2017 ieder een antwoordakte.
1.4
Vervolgens hebben partijen aanvullend stukken gefourneerd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het hof stelt vast dat partijen geen bezwaren hebben geuit tegen het door de deskundigen begrote voorschot en de door hen gehanteerde algemene voorwaarden.
2.2
Partijen hebben wel betoogd dat het hof dient terug te komen op de beslissing om in afwijking van het in artikel 195 Rv neergelegde uitgangspunt partijen ieder voor de helft te belasten met de betaling van het voorschot (rechtsoverweging 2.9 van het arrest van
7 februari 2017). Zij hebben over en weer bepleit de ander met de betaling van het volledige voorschot te belasten.
2.3
Het hof heeft echter in de door partijen naar voren gebrachte argumenten geen nieuwe feiten of omstandigheden kunnen ontdekken die er toe zouden moeten leiden het oordeel op dit punt te herzien.
Bovendien verschilt het geval dat in het arrest van het hof 's‑Hertogenbosch van 8 september 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4066, NJF 2016, 533 is beslist met name in die zin van de onderhavige situatie dat het in dat geval niet ging om de vaststelling van de aansprakelijkheid, die stond al vast, maar om de vaststelling van de omvang van de voor vergoeding in aanmerking komende schade. Dat is in dit opzicht een relevant verschil.
2.4
Het voorschot zal, anders dan [geïntimeerden] c.s. hebben verzocht, niet per geïntimeerde afzonderlijk in rekening worden gebracht, maar in één keer bij de advocaat van geïntimeerden, nu partijen in deze zaak gezamenlijk optrekken, gezamenlijk de dagvaarding in eerste aanleg hebben uitgebracht, in hoger beroep gezamenlijk een memorie van antwoord hebben ingediend en gezamenlijk aktes in het geding hebben gebracht. In dit verband overweegt het hof dat, anders dan [geïntimeerden] c.s. lijken te veronderstellen, partijen geen opdrachtgever zijn van de deskundigen, dat de deskundigen ook niet aan partijen declareren maar aan het hof en dat de wijze waarop het hof de kosten van de deskundigen - via een voorschot en de proceskostenvergoeding - in rekening brengt bepaald wordt door de regeling van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv).
2.5
Het Waterschap heeft de juistheid bevestigd van de onder punt 4 van de werkstappen uitgesproken veronderstelling dat Deltares de door haar toegepaste hydrologische modellen beschikbaar zal stellen.
[geïntimeerden] c.s. hebben gesteld dat Arcadis het Sobekmodel waar zij berekeningen mee heeft gemaakt niet ter beschikking zal stellen, omdat het Sobekmodel afkomstig is van het Waterschap. Er vanuit gaande dat dit juist is neemt het hof aan dat het Waterschap ook dit model zo nodig ter beschikking zal stellen van de deskundigen.
Voor zover de deskundigen nog nadere gegevens nodig hebben die door Arcadis zijn gebruikt bij het maken van berekeningen met het Sobekmodel gaat het hof er vanuit dat Arcadis die namens [geïntimeerden] c.s. zal verstrekken. In dit verband wijst het hof erop dat partijen verplicht zijn mee te werken aan een onderzoek door deskundigen en dat de rechter indien aan die verplichting niet wordt voldaan daaruit de gevolgtrekking kan maken dien hij geraden acht (artikel 198 lid 4 Rv). Mochten [geïntimeerden] c.s., dan wel Arcadis daartoe niet bereid zijn, dan zal het hof daar bij de bewijswaardering voor zover nodig de gevolgen aan verbinden die het hof geraden acht.
2.6
Het hof zal zich, in tegenstelling tot hetgeen [geïntimeerden] c.s. hebben bepleit, niet uitlaten over de door de deskundigen te volgen werkwijze, meer in het bijzonder de vraag of de deskundigen bij de beantwoording van de vragen het Sobekmodel (mede) tot uitgangspunt mogen nemen. Op welke wijze de verschillende waterstanden moeten worden gereconstrueerd is nu juist onderwerp van geschil en aanleiding om de deskundigen te raadplegen. [geïntimeerden] c.s. kunnen hun visie op dit punt desgewenst in het eerste gesprek met de deskundigen naar voren brengen, waarna de deskundigen kunnen beslissen op welke wijze zij hun onderzoek wensen in te richten.
2.7
Het hof zal thans overgaan tot benoeming van de deskundigen en hen de eerder geformuleerde vragen (rechtsoverweging 2.5 van het arrest van 7 februari 2017) voorleggen.
2.8
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

Het gerechtshof:
alvorens verder te beslissen:
benoemt tot deskundigen:
[F] en [G]
p.a. Royal HaskoningDHV
Postbus 1132,
3800 BC Amersfoort.
e-mail/telefoon [F] : [F] @rhdhv.com +31 6 [00000]
e-mail/telefoon [G] : [G] @rhdhv.com +31 6 [00001]
om een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen omtrent de volgende vragen:
a. wat is het gevolg geweest van de aanwezigheid van schotten in de duikers in de Leemtocht ter hoogte van de Hertenweg voor de waterstand op elk van de bij [geïntimeerden] c.s. in gebruik zijnde percelen? U wordt verzocht daarbij een vergelijking te maken tussen de situatie met de schotten in de duikers en de situatie dat een vrije onbelemmerde doorstroming in de duikers zou hebben plaatsgevonden en verder te onderscheiden naar de absolute hoogte van de waterstand en de vertraagde afvoer van het overtollige water.
b. welke percelen zouden ook bij een vrije, onbelemmerde doorstroming in de duikers meer dan 24 uren wateroverlast hebben gehad, in die zin dat het gewas, dan wel het wortelstel van de fruitbomen al die tijd onder water zou hebben gestaan?
c. welke percelen die bij een vrije, onbelemmerde doorstroming in de duikers minder dan 24 uren wateroverlast zouden hebben gehad, hebben als gevolg van de aanwezigheid van de schotten in de duikers thans meer dan 24 uren wateroverlast gehad?
d. welke percelen hebben ook in de situatie dat de schotten aanwezig waren in de duikers minder dan 24 uren wateroverlast gehad?
e. geeft uw onderzoek anderszins nog aanleiding tot het maken van opmerkingen die van belang kunnen zijn voor de beslissing van het geschil zoals dit thans voorligt?
bepaalt dat de deskundigen tijdens het onderzoek partijen in de gelegenheid zullen stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat daarvan uit het schriftelijk bericht zal blijken;
bepaalt dat de deskundigen een concept-deskundigenbericht aan partijen zullen sturen en partijen in de gelegenheid zullen stellen op dat concept te reageren alvorens een definitief bericht uit te brengen. In het definitieve deskundigenbericht zullen de deskundigen de reacties van partijen op het concept bespreken;
bepaalt dat het Waterschap aan de deskundigen een kopie van het volledige procesdossier ter beschikking zal stellen;
beveelt partijen om aan de deskundigen alle door dezen gewenste inlichtingen te verstrekken;
bepaalt dat de deskundigen het ondertekende deskundigenbericht vóór 1 maart 2018 toesturen aan de griffie van dit hof (Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden);
bepaalt het voorschot van de kosten van de deskundigen op € 47.190,-;
bepaalt dat partijen ieder de helft (derhalve € 23.595,-) van het voorschot dienen te betalen, conform de nota met betaalinstructies die partijen zullen ontvangen van het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
bepaalt dat dit voorschot (in beginsel) binnen vier weken na dagtekening van de nota van het Landelijk Dienstencentrum moet zijn voldaan;
bepaalt dat de deskundigen niet met het onderzoek zullen starten voordat de griffier heeft laten weten dat het voorschot is betaald;
bepaalt dat de deskundigen zich - door tussenkomst van de griffie - met vragen en opmerkingen kunnen wenden tot mr. B.J.H. Hofstee, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris;
draagt de griffier op een afschrift van dit arrest aan de deskundigen te verzenden;
verwijst de zaak naar de roldatum van vier weken na de datum waarop het definitieve deskundigenbericht ter griffie is ingeleverd voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van het Waterschap;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. B.J.H. Hofstee, mr. J.H. Kuiper en mr. H. de Hek en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 24 oktober 2017 in bijzijn van de griffier.