Uitspraak
[appellant],
Noordersluis,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de vraag of het ontslag van een werknemer door Bouwbedrijf Noordersluis B.V. kennelijk onredelijk was, met name in het licht van de pensioenschade die de werknemer zou lijden. De werknemer, geboren in 1954, werd in 2012 ontslagen na een ontslagvergunning die in 2011 was aangevraagd vanwege economische omstandigheden. Na zijn ontslag vond de werknemer werk bij een ander bedrijf, waar hij een (beperkte) verbetering van zijn inkomen en pensioenopbouw ervoer. Echter, op de pensioendatum in 2020 zou hij 27% minder pensioen ontvangen dan wanneer hij bij Noordersluis in dienst was gebleven. Het hof oordeelde dat, hoewel het pensioenverlies substantieel was, er geen sprake was van kennelijk onredelijk ontslag. Dit werd onderbouwd door het feit dat de werknemer zijn werk en inkomen had behouden en zelfs een salarisverbetering had ervaren. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat de belangen van de werkgever bij het ontslag zwaar wogen, gezien de bedrijfseconomische noodzaak. De grieven van de werknemer werden verworpen, en de kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.