Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
Elkien,
1.Het verdere procesverloop in hoger beroep
Geen overlast en gevaarzetting
- iedere vorm van overlast in of rond het gehuurde, zoals geluidsoverlast, stankoverlast, overlast als gevolg van alcoholgebruik;
- drugsgebruik, drugshandel in of rond het gehuurde;
- (huis)dieren die overlast veroorzaken in of rond het gehuurde;
- het kweken van hennep waar dan ook in het gehuurde, dan wel het verrichten van activiteiten die op grond van de Opiumwet strafbaar worden geacht."
3.De beoordeling in hoger beroep
Geen overlast en gevaarzetting" niet betekent dat vast moet staan dat de huurder (of anderen voor wie hij verantwoordelijk is) daadwerkelijk overlast veroorzaakt. Met Elkien is het hof van oordeel dat in art. 9.3 van de huurvoorwaarden tot uitdrukking is gebracht dat het de huurder verboden is in de woning strafbare gedragingen te ontplooien waaronder het bezitten, het gebruiken, verhandelen en/of telen van drugs, aan welke strafbare gedragingen, naar de praktijk leert, inherent verbonden is het risico van overlast voor de omgeving. Anders dan [appellante] meent is dat geen disproportionele inmenging in het privédomein van de huurder, omdat de huurvoorwaarden geen betrekking hebben op (niet strafbare) hoeveelheden drugs voor eigen gebruik. Grief 1 slaagt daarom niet.
grief 2heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 5.3 van het bestreden vonnis ten onrechte aangenomen dat in de woning van [appellante] 41 XTC-pillen, 10 wikkels (7 gram) met cocaïne en 19,96 gram gruis van cannabis zijn aangetroffen. Volgens [appellante] houden de bevindingen van het NFI slechts in dat er sporen c.q. delen van de genoemde middelen zijn aangetroffen, zodat niet bekend is of de (strafrechtelijk) toegestane gebruikershoeveelheden zijn overschreden. Het is verder onduidelijk wat de kantonrechter in rechtsoverweging 5.3 heeft bedoeld met "
een bedrijfsmatige hoeveelheid van harddrugs", aangezien dit in tegenspraak lijkt met de kennelijke aanname van de kantonrechter in het bestreden vonnis dat van drugshandel geen sprake was.
de aanwezigheid van (...) een bedrijfsmatige hoeveelheid van harddrugs". Daarom kan onbesproken worden gelaten of van drugsgebruik of -handel sprake is geweest. Grief 2 faalt.
grief 3komt [appellante] op tegen het volgens haar in het bestreden vonnis besloten liggende oordeel dat de aanwezigheid van verdovende middelen in de woning tevens inhoudt dat deze worden gebruikt.
Grief 4komt erop neer dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellante] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij niet bekend was met de aanwezigheid van de verdovende middelen in de woning. Anders dan de kantonrechter meent, kan van haar niet verwacht worden dat zij de kamers van haar volwassen kinderen inspecteert, aldus [appellante] .
grief 5. Met
grief 6betoogt [appellante] dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd wordt door de tekortkoming, disproportioneel is en naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
zero tolerancebeleid voert ten aanzien van drugs. De aanwezigheid van drugs (zeker van harddrugs) zorgt volgens Elkien niet zelden voor gevaarzetting en leidt niet zelden tot criminele activiteiten. Elkien wil haar huurders vrijwaren van de gevoelens van angst en onveiligheid die dit één en ander bij omwonenden oproept. Daarom heeft zij groot belang bij strikte handhaving van haar huurvoorwaarden. Elkien heeft reeds in eerste aanleg aangeboden om [appellante] elders te huisvesten, maar zonder haar zoons. De woning die haar is aangeboden, heeft [appellante] afgewezen. Het aanbod om [appellante] te herhuisvesten, heeft Elkien in appel gestand gedaan.