ECLI:NL:GHARL:2018:11239

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
14 januari 2019
Zaaknummer
200.183.273
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure met betrekking tot pensioenverzekering

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Oude Reimer B.V. samen met een tweede verzoekster, aangeduid als Oude Reimer c.s., het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden verzocht om een voorlopig getuigenverhoor. Dit verzoek is gedaan in het kader van een bodemprocedure die zich in een vergevorderd stadium bevindt. De bodemprocedure betreft de rechten van de werknemers van Oude Reimer B.V. jegens Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V. met betrekking tot een collectieve pensioenverzekering die sinds 1996 bij Centraal Beheer is afgesloten. Achmea heeft geen bezwaar gemaakt tegen het houden van het getuigenverhoor, maar het hof heeft ambtshalve de vraag beantwoord of er gronden zijn om het verzoek af te wijzen.

Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, omdat de bodemprocedure al een bindende eindbeslissing heeft genomen over de kwestie waar het getuigenverhoor betrekking op heeft. Echter, het hof heeft besloten om het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor voor één getuige, [getuige 3], toe te wijzen. Dit getuigenverhoor zal plaatsvinden ten overstaan van de raadsheer-commissaris mr. A.E.F. Hillen. De overige verzoeken zijn afgewezen. De beschikking is gegeven op 5 december 2018 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.183.273/02
beschikking van 5 december 2018
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Oude Reimer B.V.,
gevestigd te Hilversum,
verzoekster sub 1,
en
2.
[verzoekster sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster sub 2,
advocaat: mr. F.C.M. Schoonderwoerd,
tegen:
de naamloze vennootschap
Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
verweerster,
hierna: Achmea,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
Verzoekster sub 1 zal hierna Oude Reimer B.V., verzoekster sub 2 [naam verzoekster sub 2] en verzoeksters gezamenlijk zullen Oude Reimer c.s. (vrouwelijk enkelvoud) worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij op 18 september 2018 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift met
bijlagen heeft Oude Reimer c.s. het hof verzocht een voorlopig getuigenverhoor te bevelen.
1.2
Bij brief van 18 oktober 2018 heeft Achmea het hof bericht dat zij geen bezwaar heeft tegen het houden van het voorlopig getuigenverhoor en dat een mondelinge behandeling achterwege kan blijven.
1.3
Bij brief van 23 oktober 2018 heeft het hof partijen bericht dat de zaak in beginsel schriftelijk wordt afgedaan.
1.4
Vervolgens heeft het hof bepaald dat vandaag een beschikking zal worden gegeven.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Tussen partijen is in geschil welke rechten (de werknemers van) Oude Reimer B.V. jegens Achmea kunnen ontlenen aan de collectieve pensioenverzekering die Oude Reimer B.V. vanaf 1996 bij Centraal Beheer heeft afgesloten.
2.2
Oude Reimer c.s. heeft inzake dat geschil een procedure bij de rechtbank aanhangig gemaakt.
2.3
Bij vonnis van 15 april 2015 heeft de rechtbank Gelderland, verkort weergegeven, een aantal verklaringen voor recht gegeven, Achmea veroordeeld om aan Oude Reimer B.V. correcte, deugdelijke, gespecificeerde en begrijpelijke overrenteberekeningen te verstrekken met inachtneming van hetgeen in het vonnis daarover is bepaald en onder verbeurte van een dwangsom en voorts om aan Oude Reimer B.V. buitengerechtelijke kosten te betalen, alsmede aan Oude Reimer c.s. de kosten van de procedure en de nakosten.
2.4
Bij exploot van 6 juli 2015 heeft Oude Reimer c.s. hoger beroep ingesteld tegen dat vonnis. De zaak is bij dit hof aanhangig met kenmerk 200.183.273/01. Deze zaak wordt hierna aangeduid als de hoofdzaak.
2.5
Bij tussenarrest van 4 september 2018 in de hoofdzaak heeft dit hof onder meer geoordeeld over de totstandkoming en de gebondenheid aan de uitvoeringsovereenkomst uit 1996, die wordt aangeduid als UO96. Vervolgens is het hof toegekomen aan de vraag hoe de UO96 uitgelegd dient te worden. Het betreft met name de uitleg van de volgende onderwerpen:
(i) de maatstaf voor de overrentedeling over de restbelegging;
(ii) garantie ten aanzien van de indexering.
2.6
Het hof heeft ten aanzien van de overrentedeling over de restbelegging in het tussenarrest geoordeeld dat de door Oude Reimer c.s. gestelde feiten en omstandigheden van belang zijn voor de vraag hoe de passage over de overrente over de restbelegging uit de regeling moet worden uitgelegd. Het hof heeft Oude Reimer c.s. conform haar bewijsaanbod toegelaten tot het leveren van bewijs van haar stellingen daaromtrent.
2.7
Het hof heeft ten aanzien van de indexeringsgarantie in voornoemd arrest geoordeeld dat op grond van de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst UO96 niet tot de conclusie kan worden gekomen dat een onvoorwaardelijke indexeringsgarantie, zonder bijkomende kosten aan de kant van Oude Reimer c.s., tot stand is gekomen. Het hof heeft geoordeeld dat niet wordt toegekomen aan het bewijs van feiten of omstandigheden waaruit een uit de tekst van de uitvoeringsovereenkomst UO96 (voldoende kenbare) afwijkende partijenbedoeling zou kunnen volgen en heeft om die reden op dat punt het bewijsaanbod van Oude Reimer c.s. gepasseerd.
2.8
In deze procedure heeft Oude Reimer c.s. aangevoerd dat zij door het horen van getuigen bewijs wil vergaren van haar stelling dat Achmea heeft gegarandeerd dat de overrente altijd voldoende is om de ingegane pensioen en premievrije pensioenen te indexeren met de stijging van het prijsindexcijfer en dat deze indexering plaatsvindt zonder additionele kosten. Oude Reimer c.s. heeft aangevoerd voornemens te zijn zo nodig cassatieberoep in te stellen tegen het tussenarrest, gelijktijdig met het eindarrest in de hoofdzaak. Zij wil voor volgende procedures het bewijs vergaren van haar stellingen. Het verzoek ziet op het doen horen van in ieder geval een zestal getuigen:
1. De heer [getuige 1] , wonende te [woonplaats] ;
2. De heer [getuige 2] , wonende te [woonplaats] ;
3. De heer [getuige 3] , wonende te [woonplaats] ;
4. De heer [getuige 4] , wonende te [woonplaats] ;
5. Mevrouw [getuige 5] , wonende te [woonplaats] ;
6. [naam verzoekster sub 2] (verzoekster sub 2), wonende te [woonplaats] .
2.9
Op 29 oktober 2018 heeft het getuigenverhoor in de hoofdzaak plaatsgevonden. De zaak staat thans op de rol voor beraad partijen. Uit het roljournaal in de hoofdzaak volgt dat partijen zich op 11 december 2018 dienen uit te laten over de voorzetting van het getuigenverhoor en het tegengetuigenverhoor.
2.1
Het hof stelt voorop dat een voorlopig getuigenverhoor onder meer ertoe strekt belanghebbenden bij een reeds aanhangig of eventueel naderhand bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken geding de gelegenheid te bieden vooraf opheldering te verkrijgen omtrent de feiten, teneinde hen in staat te stellen hun positie beter te beoordelen (zie Hoge Raad 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250).
2.11
Volgens vaste rechtspraak (zie onder meer Hoge Raad 7 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1433) kan een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, worden afgewezen op de grond dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt (artikel 3:13 BW), op de grond dat het verzoek strijdig is met de goede procesorde, en op de grond dat het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Voorts bestaat geen bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopig getuigenverhoor indien de verzoeker bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft (artikel 3:303 BW).
2.12
Achmea heeft geen bezwaar tegen het verzochte voorlopig getuigenverhoor. Het hof ziet zich ambtshalve geplaatst voor de vraag of één van de hiervoor genoemde afwijzingsgronden zich voordoet en beantwoordt die vraag bevestigend. Het verzoek is gedaan op een moment dat de bodemprocedure in een vergevorderd stadium is - na een eerste inhoudelijk tussenarrest en nadat al getuigen zijn gehoord – en heeft betrekking op een kwestie waarover het hof in de bodemprocedure reeds een bindende eindbeslissing heeft genomen en het bewijsaanbod heeft gepasseerd. Dat betekent dat toewijzing van het verzoek in strijd is met de goede procesorde. Dat geldt echter – gelet op hetgeen onweersproken omtrent zijn leeftijd en de mogelijkheden als getuige verklaringen af te leggen – niet voor [getuige 3] . Het hof zal het verzoek ten aanzien van hem als volgt toewijzen.
2.13
Het voorgaande brengt mee dat om redenen van doelmatigheid het hof ervan uitgaat dat indien het getuigenverhoor en het tegengetuigenverhoor in de hoofdzaak worden voortgezet, de getuigen in de hoofdzaak en de [getuige 3] , zo veel mogelijk op één moment zullen worden gehoord.

3.De beslissing

Het hof:
beveelt een voorlopig getuigenverhoor van de [getuige 3] ;
bepaalt dat het verhoor van de getuige zal geschieden ten overstaan van het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. A.E.F. Hillen, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een nader door deze vast te stellen datum en tijdstip;
bepaalt dat Oude Reimer c.s. de verhinderdagen van partijen, van hun advocaten en van de getuige over de periode januari 2019 tot en met mei 2019 zal opgeven aan het hof voor
19 december 2018, ambtshalve peremptoir, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld en in beginsel geen uitstel in verband met verhinderingen zal worden verleend;
wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, H. Wammes en S.C.P. Giesen, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2018.