Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 1 maart 2018 uitspraak gedaan over de wijziging van partneralimentatie in het kader van een echtscheiding. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland aangevochten, waarin de alimentatie van de man op nihil was gesteld. De man had verzocht om zijn bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw te beëindigen, onder andere op basis van grievend gedrag van de vrouw. Het hof heeft vastgesteld dat het huwelijk op 3 augustus 2011 was ontbonden en dat er drie kinderen uit het huwelijk voortkwamen. De man had eerder alimentatiebedragen vastgesteld gekregen, maar stelde dat de vrouw niet in haar eigen behoefte kon voorzien en dat er sprake was van grievend gedrag van haar kant.
Het hof heeft de grieven van de vrouw in het principaal hoger beroep gedeeltelijk toegewezen, waarbij het de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigde en de alimentatieverplichtingen van de man opnieuw vaststelde. De vrouw had onvoldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat zij niet in haar eigen behoefte kon voorzien, en het hof oordeelde dat de man gehouden bleef bij te dragen in het levensonderhoud van de vrouw. De man had ook grieven ingediend in het incidenteel hoger beroep, maar deze werden verworpen. Het hof oordeelde dat de vrouw een partneralimentatie van € 2.498,- per maand in 2015, € 2.625,- per maand in 2016 en € 2.300,- per maand vanaf 2017 diende te ontvangen. Tevens werd de vrouw veroordeeld tot terugbetaling van te veel ontvangen alimentatie, omdat zij deels in haar eigen behoefte kon voorzien. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de omstandigheden van de zaak.