Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Spijker,
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
22 oktober 2014, 11 maart 2015 en 30 september 2015 die de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
- het comparitiearrest van 14 november 2017,
- het bericht van mr. Jans van 16 januari 2018, waarin hij meedeelt van [geïntimeerde] bericht te hebben ontvangen dat hij niet in staat is om op de comparitie te verschijnen, omdat hij er niet
- het proces-verbaal van de op 19 januari 2018 gehouden comparitie.
30 september 2015 en de proceskosten in beide instanties.
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
Aan het tweede bedrag is ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] een gebruiksvergoeding, dan wel huur van € 1.500,- per maand verschuldigd was voor het voortgezet gebruik van de woning over de periode van 1 januari 2012 tot 1 juni 2013. Volgens Spijker zijn partijen die gebruiksvergoeding, althans een huurvergoeding, overeengekomen tegelijkertijd met de overeenstemming over de koop van de woning. Na 1 juni 2013 is [geïntimeerde] die vergoeding niet meer verschuldigd, omdat Spijker in mei 2013 had geconstateerd dat [geïntimeerde] was vertrokken.
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
In hoger beroep is alleen nog de vraag aan de orde of [geïntimeerde] aan Spijker een gebruiksvergoeding en/of een huurprijs verschuldigd is.
Spijker heeft voorts aangevoerd dat als het bestaan van een gebruikersovereenkomst en/of een huurovereenkomst niet kan worden aangenomen, geldt dat [geïntimeerde] voor een bedrag van € 1.500,- per maand ongerechtvaardigd is verrijkt.
Die verklaring is niet toereikend om aan te kunnen nemen dat [geïntimeerde] in de periode van februari 2011 tot januari 2012 gehouden was tot het betalen van een gebruiksvergoeding.
In de eerste plaats wijkt die verklaring essentieel af van de stellingen van Spijker in eerste aanleg en in hoger beroep, zonder dat daarvoor een afdoende verklaring is gegeven.
Bovendien is de verklaring verder ook niet op enigerlei wijze onderbouwd.
Tijdens de comparitie heeft [C] nog wel verklaard dat zijn zoon aanwezig zou zijn geweest bij een gesprek tussen hem en [geïntimeerde] waarin [geïntimeerde] het bestaan van afspraken over een gebruiksvergoeding zou hebben bevestigd, maar Spijker heeft geen (schriftelijke) verklaring van die zoon overgelegd, hetgeen in dit stadium van de procedure wel van haar verlangd had mogen worden. Zeker nu zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet valt in te zien dat en waarom een dergelijke verklaring niet overgelegd had kunnen worden.
Ook voor die periode geldt dat Spijker wisselende stellingen heeft betrokken, zonder dat zij daarvoor een afdoende verklaring heeft verstrekt. In eerste aanleg heeft zij verklaard dat een gebruiksvergoeding zou zijn afgesproken en dat zij al in mei 2013 zou hebben geconstateerd dat [geïntimeerde] was vertrokken, in hoger beroep heeft zij in haar memorie van grieven verklaard dat partijen voor de periode vanaf januari 2012 een huurvergoeding zouden hebben afgesproken en dat zij pas in augustus 2013 zou hebben geconstateerd dat [geïntimeerde] was vertrokken, en tijdens de comparitie in hoger beroep heeft [C] verklaard dat partijen in januari 2012 een gebruiksvergoeding (terugwerkend tot februari 2011) zouden hebben afgesproken en uitdrukkelijk geen huurvergoeding (omdat [geïntimeerde] zich dan mogelijk op huurbescherming zou kunnen beroepen). Die wisselende verklaringen doen afbreuk aan de betrouwbaarheid daarvan.
ongerechtvaardigdis verrijkt. In die situatie moet worden aangenomen dat Spijker [geïntimeerde] kosteloos in de woning heeft laten verblijven, waarvoor op zichzelf verschillende redenen denkbaar zijn. Alsdan kan niet worden gezegd dat [geïntimeerde] zonder redelijke grond is verrijkt ten koste van Spijker en bestaat (dus) geen grond om [geïntimeerde] achteraf alsnog voor dat gebruik een vergoeding te laten betalen. Bovendien valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat Spijker is verarmd vanwege het enkele feit dat [geïntimeerde] geen vergoeding heeft betaald voor het gebruik van de woning. Spijker had de woning niet gekocht om die tegen vergoeding aan derden in gebruik te geven, maar om die door te verkopen.
6.De slotsom
zal worden veroordeeld in de kosten van het incidenteel hoger beroep. Die kosten aan de zijde van Spijker zullen worden vastgesteld op € 894,- (2 punten x tarief II x 0,5).