Uitspraak
in eerste aanleg: verzoeker, verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek,
[geïntimeerde],
in eerste aanleg: verweerster, verzoekster in het (voorwaardelijk) zelfstandig tegenverzoek,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het nader schriftelijk verzoek houdende wijziging van het petitum van [appellant] ;
- de bij brief van 31 januari 2018 door mr. Dijks nagezonden producties 7 en 8;
primair:
I. te verklaren voor recht dat het verzoek van [appellant] tot vernietiging van de opzegging ten onrechte is afgewezen;
II. [geïntimeerde] te veroordelen de arbeidsovereenkomst met [appellant] per de eerst mogelijke datum te herstellen op basis van dezelfde voorwaarden als voor de opzegging, op straffe van een dwangsom;
III. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan [appellant] van een bedrag, op grond van artikel 7:683 lid 4 BW juncto 682 lid 6 BW, gelijk aan het brutoloon dat [geïntimeerde] maandelijks verschuldigd is, zijnde een bedrag van € 2.570,83 bruto per maand (inclusief vakantiegeld) vanaf 16 december 2016 tot en met de datum dat de arbeidsovereenkomst is hersteld, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
IV. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van het bruto loon van € 2.570,38, vermeerderd met de periodieke en cao-verhogingen en emolumenten vanaf de datum dat de arbeidsovereenkomst is hersteld;
subsidiair:
V. voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven en dat de arbeidsverhouding tussen partijen door ernstig verwijtbaar handelen van [geïntimeerde] tot een einde is gekomen, als gevolg waarvan niet van [appellant] kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te continueren;
VI. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.422,37 bruto exclusief vakantiegeld terzake van een onregelmatige opzegging ex artikel 7:677 lid 2 BW binnen twee dagen na de in deze te wijzen beschikking, vermeerderd met de wettelijke rente;
VII. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 4.709,76 bruto ter zake van de transitievergoeding ex artikel 7:673 lid 9 BW binnen twee dagen na de te wijzen beschikking, vermeerderd met de wettelijke rente;
VIII. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 25.000,- bruto in de zin van artikel 7:681 lid 1 BW, binnen twee dagen na de in deze te wijzen beschikking, vermeerderd met de wettelijke rente;
primair en subsidiair:[geïntimeerde] te veroordelen in de kosten in beide instanties.
3.De feiten
(…) Onder verwijzing naar mijn brief van 13 december 2016, bericht ik je volgt. Afgelopen zondag (11 december 2016) ben jij na ons personeelsfeest, (…) met teveel alcohol op “achter het stuur gekropen” en heb jij een eenzijdig verkeersongeval veroorzaakt waarbij jij op een stilstaande auto bent gereden. De politie heeft je ter plaatse uit de auto gehaald. Gebleken is dat jij een veel te hoog alcoholpromillage (>2) had. Dit nemen wij jou ernstig kwalijk. Jij bent namelijk werkzaam als medewerker DTT. In deze functie ben jij verantwoordelijk voor (onder meer) het instrueren van chauffeurs op het gebied van veilig rijden, zuinig rijden en hoe goed om te gaan met onze trucks, trailers etc. Ook geef jij in het kader van jouw functie voorlichting (w.o ook het gebruik van alcohol in het verkeer). Jij hebt dus ook uitdrukkelijk een voorbeeldfunctie. Hiermee strookt niet jouw handelwijze/gedrag zoals hiervoor omschreven. Met jouw handelwijze heb jij ons een dringende reden gegeven om jou op staande voet te ontslaan. Er is sprake van een onherstelbare vertrouwensbreuk.