Na wijzigingen van eis hebben [appellanten] in conventie gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I zal verklaren voor recht dat Rabobank c.s. onrechtmatig jegens [appellanten] hebben gehandeld en/of Rabobank c.s. toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de op hen rustende verplichtingen jegens [appellanten] en dat Rabobank c.s. uit dien hoofde hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die [appellanten] als gevolg daarvan lijden;
II Rabobank c.s. hoofdelijk, des dat de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan [appellanten] , nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met een vergoeding aan wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW) vanaf de dag van aansprakelijkstelling, althans vanaf de dag der dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
III Rabobank c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan [appellanten] , binnen vijf dagen na het in deze te verkrijgen vonnis, van een bedrag van € 1.000.000,00 ten titel van voorschot op het totale schadebedrag;
IV primair: de borgtochtovereenkomst van 16 oktober 2009 tussen [appellant] en [appellante 1] en Rabobank Rijn en Veenstromen U.A. zal ontbinden op de voet van artikel 6:258 lid 1 BW en daaraan terugwerkende kracht zal verlenen in die zin dat Rabobank Rijn en Veenstromen U.A. geen beroep meer toekomt op het overeengekomene;
subsidiair: zal verklaren voor recht dat de borgtochtovereenkomst van 16 oktober 2009 tussen [appellant] en [appellante 1] en Rabobank Rijn en Veenstromen U.A. op de voet van artikel 6:248 lid 2 BW geen toepassing meer toekomt;
V Rabobank c.s. zal verbieden om tot uitwinning van de borgtochtovereenkomst tussen [appellant] en [appellante 1] en Rabobank Rijn en Veenstromen U.A. over te gaan, zulks op straffe van een dwangsom van € 500.000,00, te vermeerderen met een dwangsom van € 50.000,00 voor iedere dag dat de overtreding van dit verbod voortduurt, zulks met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 5.000.000,00;
VI Rabobank Rijn en Veenstromen zal gebieden om tot opheffing van alle ten laste van [appellant] gelegde (conservatoire) beslagen over te gaan, zulks binnen 48 uren na betekening van het in deze procedure te verkrijgen vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag dat zij hiermee in gebreke blijft;
VII. Rabobank c.s. hoofdelijk, des dat de één betaalt, de andere zal zijn bevrijd, zal veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en tevens te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen een termijn van veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan.