ECLI:NL:GHARL:2018:475

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
200.228.102
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenen machtiging voor aankoop tweedehands auto; niet-ontvankelijkheid bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een bewindvoerder om een machtiging te verlenen voor de aankoop van een tweedehands auto voor de rechthebbende. De bewindvoerder had eerder bij de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, een verzoek ingediend om toestemming te krijgen voor de aankoop van een auto tot een bedrag van € 2.000,-. De kantonrechter had dit verzoek op 27 juli 2017 afgewezen, waarop de bewindvoerder in hoger beroep ging.

Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende, geboren op 25 november 1991, toestemming had gegeven voor de aankoop van de auto. Dit betekende dat de bewindvoerder geen machtiging van de kantonrechter nodig had, aangezien de rechthebbende in staat was om de vereiste toestemming te verlenen. Het hof oordeelde dat de kantonrechter de bewindvoerder ten onrechte ontvankelijk had verklaard in zijn verzoek. Daarom heeft het hof de beschikking van de kantonrechter vernietigd en de bewindvoerder alsnog niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot het verlenen van de machtiging.

De beslissing van het hof houdt in dat de bewindvoerder niet meer in zijn verzoek kan worden ontvangen, en dat de eerder afgewezen machtiging niet meer ter sprake komt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door de rechters A. Smeeïng-van Hees, J.H. Lieber en R. Feunekes, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.228.102
(zaaknummer rechtbank Gelderland 6062628 BH VERZ 17-29269)
beschikking van 11 januari 2018
inzake
[de bewindvoerder] ,
handelend onder de naam [de bewindvoerder] te [plaats] ,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder (verder te noemen: de bewindvoerder)
over de goederen die (zullen) toebehoren aan:
[de rechthebbende] ,
wonende te [plaats] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. R.C.A. van Niftrik te Nijmegen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen) van 27 juli 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 oktober 2017;
- een journaalbericht van mr. Van Niftrik van 28 november 2017.
2.2
Met instemming van mr. Van Niftrik heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren op 25 november 1991.
3.2
Bij beschikking van 20 oktober 2010 heeft de kantonrechter in de rechtbank Roermond een bewind ingesteld over alle goederen die aan de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren en wel voor onbepaalde tijd en een bewindvoerder benoemd.
3.3
Bij beschikking van 14 maart 2017 heeft de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, voor zover hier van belang, [bewindvoerder X] met ingang van 1 april 2017 ontslagen als bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende en met ingang van 1 april 2017 de bewindvoerder benoemd tot opvolgend bewindvoerder.
3.4
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 1 juni 2017, heeft de bewindvoerder aan de kantonrechter verzocht hem een ‘akkoord’ (het hof leest; machtiging) te verlenen voor de aankoop van een tweedehands auto voor de rechthebbende tot een bedrag van € 2.000,-.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de bewindvoerder om hem de onder 3.4 nader omschreven machtiging te verlenen afgewezen.
4.2
De bewindvoerder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 27 juli 2017. De eerste grief ziet op de ontvankelijkheid van de bewindvoerder in het door hem ingediende verzoek. De tweede grief ziet op de afwijzing van het verzoek tot het verlenen van de machtiging. De bewindvoerder verzoekt het hof, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende:
- primair: hem in het verzoek tot het verlenen van een machtiging niet-ontvankelijk te verklaren;
- subsidiair: de verzochte machtiging alsnog te verlenen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De bewindvoerder stelt in zijn eerste grief dat de kantonrechter hem ten onrechte in zijn - per abuis ingediende - verzoek tot het verlenen van een machtiging heeft ontvangen, omdat voor de aanschaf van de auto reeds bevoegdelijk toestemming was gegeven door de rechthebbende zelf.
5.2
Het hof oordeelt als volgt. Het verzoek tot het verlenen van de machtiging moet worden aangemerkt als een verzoek als bedoeld in artikel 1:441, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, welk verzoek gedaan kan worden door de bewindvoerder indien deze een handeling wenst te verrichten als bedoeld in dat artikel en het zich voordoet dat de rechthebbende niet in staat is of weigerachtig is om voor die handeling toestemming te verlenen. In dat geval kan de bewindvoerder machtiging aan de kantonrechter verzoeken tot het verrichten van de desbetreffende handeling.
De rechthebbende heeft echter toestemming gegeven voor de aankoop van de auto en kan volgens de bewindvoerder in staat worden geacht om de voor die rechtshandeling vereiste toestemming te verlenen. Dit betekent dat de bewindvoerder voor deze rechtshandeling, de aankoop van de auto, geen machtiging van de kantonrechter nodig had. De kantonrechter had de bewindvoerder daarom niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn verzoek. De eerste grief is dus terecht voorgesteld.
5.3
Op grond van het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en de bewindvoerder alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek tot het verlenen van de door hem verzochte machtiging.
Nu niet is gebleken dat in dit geval een machtiging is vereist kan een bespreking van de tweede grief achterwege blijven.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 27 juli 2017 en opnieuw beschikkende:
verklaart de bewindvoerder alsnog niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot het verlenen van de machtiging;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, J.H. Lieber en R. Feunekes, bijgestaan door de griffier, en is op 11 januari 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.