Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de rechthebbende,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een bewindvoerder om een machtiging te verlenen voor de aankoop van een tweedehands auto voor de rechthebbende. De bewindvoerder had eerder bij de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, een verzoek ingediend om toestemming te krijgen voor de aankoop van een auto tot een bedrag van € 2.000,-. De kantonrechter had dit verzoek op 27 juli 2017 afgewezen, waarop de bewindvoerder in hoger beroep ging.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende, geboren op 25 november 1991, toestemming had gegeven voor de aankoop van de auto. Dit betekende dat de bewindvoerder geen machtiging van de kantonrechter nodig had, aangezien de rechthebbende in staat was om de vereiste toestemming te verlenen. Het hof oordeelde dat de kantonrechter de bewindvoerder ten onrechte ontvankelijk had verklaard in zijn verzoek. Daarom heeft het hof de beschikking van de kantonrechter vernietigd en de bewindvoerder alsnog niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot het verlenen van de machtiging.
De beslissing van het hof houdt in dat de bewindvoerder niet meer in zijn verzoek kan worden ontvangen, en dat de eerder afgewezen machtiging niet meer ter sprake komt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door de rechters A. Smeeïng-van Hees, J.H. Lieber en R. Feunekes, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.