Uitspraak
1.[appellant1] ,
[appellant1],
[appellant2],
[appellanten] c.s.,
1.[geïntimeerde1] Holding B.V.,
[geïntimeerde1] Holding,
[geïntimeerde2],
[geïntimeerde3],
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het verdere verloop van de procedure
- een memorie na deskundigenbericht (met één productie) van de zijde van [geïntimeerden] c.s.;
- een akte houdende uitlating van de zijde van [appellanten] c.s.
2.Verder over de grieven
"A. Beschikt u met het procesdossier over voldoende gegevens om tot een afgewogen oordeel te komen over de door [appellanten] c.s. gederfde winst? Zo niet, wilt u de ontbrekende gegevens opvragen bij de (toenmalige) accountant van [geïntimeerde1] Holding BV na machtiging door betrokkenen, dan wel bij instanties die over winstcijfers van banketbakkers van de kwaliteit van [geïntimeerde1] Holding BV beschikken?
"Er wordt op gewezen dat bedrijfswaarderingen complexe economische calculaties zijn, die door het gebruik van aannames en deels geschatte uitgangspunten, een bepaalde mate van subjectiviteit in zich hebben."De deskundige heeft de waarde van de onderneming op basis van de rentabiliteitsmethode berekend op, afhankelijk van het wel of geen rekening houden met economische groei,
respectievelijk € 311.975,- of € 285.135,- (blz. 8, 9). Bij toepassing van de DCF is de deskundige uitgekomen op, afhankelijk van het percentage WACC (weighted average cost of capital) en het al dan niet verdisconteren van 2% economische groei, € 284.337,- tot € 374.268,- (blz. 10, 11). Volgens de deskundige is er geen betrouwbare inschatting te maken van de hoogte van eventuele synergievoordelen (blz. 12).
Voor zover [appellanten] c.s. betogen dat de deskundige bij de waardering van de onderneming niet is uitgegaan van de juiste financiële informatie, volgt het hof hen hierin niet.
“Deze informatie is mij niet bekend. Derhalve is hiermee geen rekening gehouden in de calculaties. Bovendien is het gebruikelijk dat een onderneming op enigerlei wijze te maken heeft met reiskosten. Er wordt van uitgegaan dat deze reiskosten overeenkomen met de in de jaarrekeningen 2007 t/m 2009 verantwoorde reiskosten.”[appellanten] c.s. verwijten de deskundige dat hij zijn onderzoeksplicht heeft geschonden door geen navraag te doen bij hen of hun accountant. Naar het oordeel van het hof is dit verwijt ongegrond. De deskundige heeft in zijn hiervoor geciteerde reactie tot uitdrukking gebracht dat het gebruikelijk is dat in een onderneming als deze reiskosten worden gemaakt en dat wanneer deze reiskosten niet meer gemaakt worden met de ene auto, in dit geval een Audi A3, deze wel gemaakt worden met een andere, zodat het geen zin heeft onderzoek te doen naar de kosten van de Audi A3 en het niet terecht is om bij de normalisatie van de winst een correctie aan te brengen voor de met de Audi A3 gemaakte autokosten. Deze redenering van de deskundige, die door [appellanten] c.s. in hun memorie ook niet wordt weerlegd, komt het hof overtuigend voor.
“Als het bedrijfsresultaat wordt berekend in de huursituatie moeten de kosten die niet voor rekening van de huurder komen geëlimineerd worden. In deze zaak gaat het in ieder geval om de afschrijvingskosten. Ook andere kosten die niet voor rekening van een huurder komen, zoals bijvoorbeeld verzekeringskosten, ozb en onderhoudskosten, moeten geëlimineerd worden. Aan de hand van de jaarrekening kunnen deze kosten niet exact worden vastgesteld. Het door ons opgenomen bedrag van € 5.000 dient nader uitgezocht te worden.”De deskundige heeft daarin zijn definitieve rapport als volgt op gereageerd:
“De kosten van de huurder (ingeval van een huursituatie) zijn mij niet bekend. Het door betrokken partij opgegeven bedrag van € 5.000 is overigens van beperkt belang voor de totale schadeberekening.”Het hof vindt deze weerlegging van het commentaar vooralsnog niet overtuigend. Het neemt daarbij in aanmerking dat de deskundige bij de rentabiliteitsmethode uitgaat van een (genormaliseerd) resultaat voor belasting over 2011 van € 42.711,- en bij de DCF-methode van € 58.149,-. Een correctie van € 5.000,- is op deze bedragen substantieel te noemen. Onder die omstandigheden is de conclusie van de deskundige dat het in aanmerking nemen van dit bedrag van beperkt belang is voor de schadeberekening niet zonder meer navolgbaar en valt niet zonder meer te begrijpen waarom de deskundige naar aanleiding van het commentaar van [F] geen nadere informatie heeft ingewonnen. Op de vraag welke gevolgen dat heeft, komt het hof hierna terug.
“
De deskundige heeft in zijn onderzoek de informatie over de onderneming van de heer [appellant1] niet gebruikt. Zonder deze informatie kunnen geen uitspraken worden gedaan over het wel of niet kunnen realiseren van synergievoordelen. De deskundige geeft ook niet aan waarom de door Gibo Accountants berekende synergievoordelen (en kwaliteitsimpulsen) onjuist zijn. Volgens de deskundige is het niet aannemelijk dat [appellant1] succesvoller zou zijn dan [geïntimeerde2] . Dit is een opmerkelijke conclusie omdat nergens uit blijkt dat hier onderzoek naar is gedaan.”
“Het is door mij niet vast te stellen in hoeverre er sprake zou zijn van synergievoordelen, laat staan deze te waarderen. In het rapport van Gibo wordt gesproken over synergievoordelen (hogere brutomarge bij een hogere omzet door efficiëntere inzet van personeel en productiemiddelen). Dit zou jaarlijks leiden tot een hogere winst na belasting van € 35.000. Deze bedragen en aannames zijn niet onderbouwd. Hetzelfde geldt voor de beoogde kwaliteitsimpuls. In het rapport van Gibo worden hieromtrent eveneens bedragen genoemd en aannames gedaan die niet zijn onderbouwd. De opmerkingen ten aanzien van het wel of niet succesvoller zijn is mede gebaseerd op het procesdossier, waaruit blijkt dat ten tijde van de wilsovereenstemming [appellanten] c.s. niet over personeel beschikt met voldoende bankbakkerskwaliteiten. Daarnaast blijkt uit het Beko advies rapport dat de brutomarge voor banketbakkerijen met een omzet tussen € 0,5 miljoen en € 7,0 miljoen in 2011 is gedaald met 1,1%, hetgeen mogelijk een dalende tendens weergeeft. De vraag is of de gemiddelde marges die zijn behaald in de jaren 2007 tot en met 2009 ook in perioden daarna zouden kunnen worden gehaald, rekening houdend met de marktomstandigheden. Er is mijns inziens onvoldoende aangetoond (rekening houdend met de hiervoor genoemde opmerkingen) dat [appellanten] c.s. succesvoller zouden zijn geweest dan [geïntimeerde2] in de jaren 2007 tot en met 2009.
- een onderbouwing van de jaarlijkse huurderskosten;
- prognoses, projecties, scenario-analyses die voorafgaand aan de voorgenomen overname van de bakkerij zijn gehanteerd voor de waardering van de bakkerij en voor de inschatting van de beoogde synergievoordelen.
3.De beslissing
15 oktober 2018;
€ 5.500,
-(incl. btw) ter griffie van het hof zal zijn gedeponeerd conform de nota met betaalinstructies die [appellanten] c.s. zullen ontvangen van het Landelijk Diensten centrum van de Rechtspraak en de griffie aan de deskundige heeft meegedeeld dat het voorschot is
31 juli 2018moet zijn voldaan;