ECLI:NL:GHARL:2018:6169

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
WAHV 200.200.995
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake administratieve sanctie opgelegd aan kentekenhouder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die op 19 september 2016 een beroep van de betrokkene gegrond verklaarde en de beslissing van de officier van justitie vernietigde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 400,- opgelegd gekregen wegens het verlopen van de geldigheid van het keuringsbewijs van zijn voertuig. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de sanctie was opgelegd door een bevoegde ambtenaar, omdat de naam van de verbalisant en het aktenummer ontbraken in het dossier.

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en betoogd dat de kantonrechter niet zonder nader onderzoek kon oordelen dat de sanctie aan een specifieke verbalisant kon worden toegerekend. Het hof heeft echter geoordeeld dat de afwezigheid van de naam van de verbalisant of het aktenummer niet betekent dat de sanctie niet door een bevoegde ambtenaar is opgelegd. Het hof verwijst naar een eerder arrest van de Hoge Raad waarin werd geoordeeld dat ambtenaren van de RDW bevoegd zijn om op basis van registercontroles vast te stellen dat een kentekenhouder niet aan zijn APK-verplichting voldoet.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter, maar met verbetering van gronden. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen. De beslissing van het hof is genomen op 4 juli 2018 en is uitgesproken door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier.

Uitspraak

WAHV 200.200.995
4 juli 2018
CJIB 191631956
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland
van 19 september 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] B.V.,
[C] , kantoorhoudende te [D] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard, die beslissing vernietigd, het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard en de officier van justitie veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 124,-.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 400,- opgelegd ter zake van “voor motorrijtuig of aanhangwagen van meer dan 3500 kg is geldigheid keuringsbewijs verlopen”, welke gedraging blijkens een registercontrole van de RDW zou zijn verricht op 29 juni 2015 met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de kantonrechter niet, althans niet zonder enig nader onderzoek, met slechts een verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 16 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:240) heeft kunnen oordelen dat het opleggen van de sanctie in dit geval is toe te rekenen aan een specifieke verbalisant en dat deze verbalisant op dat moment (nog) bevoegd was. In het zaakoverzicht ontbreekt namelijk iedere informatie over de betreffende verbalisant, zoals diens naam, aktenummer, functie of domein. Er wordt slechts een code vermeld. Volgens de gemachtigde lijdt de beslissing van de kantonrechter daarmee aan een motiveringsgebrek.
3. De kantonrechter heeft het verweer van de gemachtigde dat niet is gebleken dat de sanctie is opgelegd door een daartoe bevoegde ambtenaar verworpen met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 16 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:240). In dat arrest heeft de Hoge Raad ter zake van een soortgelijke gedraging, waarbij in het zaakoverzicht van het CJIB de verbalisantcode 404040 is vermeld, geoordeeld dat ambtenaren van de RDW bevoegd zijn op basis van registercontroles vast te stellen dat een kentekenhouder niet aan zijn APK-verplichting voldoet.
4. In het zaakoverzicht van het CJIB in deze zaak is echter niet de verbalisantcode 404040 vermeld. Uit het zaakoverzicht in de onderhavige zaak volgt dat de oplegging van de sanctie kan worden toegerekend aan de ambtenaar van de RDW met nummer 100001. De opvatting van de gemachtigde dat zich in het dossier een naam van de betreffende verbalisant of een aktenummer moet bevinden waaruit diens bevoegdheid kan blijken, vindt geen steun in het recht. De afwezigheid van deze gegevens in het dossier betekent niet dat ervan moet worden uitgegaan dat de sanctie niet is opgelegd door een daartoe bevoegde ambtenaar. Aan de hand van het verbalisantnummer kan, indien daaromtrent twijfel bestaat, de bevoegdheid van de ambtenaar worden onderzocht. Het verweer van de gemachtigde treft dan ook geen doel.
5. Het voorgaande brengt (wel) mee dat de beslissing van de kantonrechter in dit opzicht voor bevestiging met verbetering van gronden in aanmerking komt.
6. Voorts voert de gemachtigde - onder meer - aan dat de sanctie niet door een daartoe bevoegde ambtenaar is opgelegd. Op grond van artikel 3, eerste lid, van dit besluit is de buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: BOA('s)) bevoegd tot het opsporen van de strafbare feiten behorend tot het domein VI Generieke Opsporing, van bijlage A-I van de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar. Deze circulaire is echter met ingang van
1 juli 2015 vervallen. De Beleidsregels Buitengewoon opsporingsambtenaar, die per
1 juli 2015 van kracht werden, voorzien niet in een expliciete overgangsregeling of een artikel waaruit zou blijken dat aktes afgegeven op grond van de circulaire ook onverkort geldig zouden zijn op grond van de (nieuwe) beleidsregels. Uitsluitend voor BOA's die voor 1 juli 2015 feitelijk in twee domeinen werkzaam waren, is er overgangsbeleid. Nu de akte van beëdiging is gebaseerd op regelgeving die is vervallen, is deze volgens de gemachtigde
- in ieder geval zonder aanpassing - niet langer geldig.
7. De gemachtigde heeft voormeld bezwaar aangevoerd in diverse zaken waarin aan een betrokkene op grond van registercontrole een sanctie is opgelegd, onder andere in de zaak WAHV 200.196.891, waarin het hof op 19 april 2018 uitspraak heeft gedaan (op rechtspraak.nl te vinden onder nummer ECLI:NL:GHARL:2018:3726). Op basis van de in dat arrest onder 7 tot en met 11 opgenomen overwegingen verwerpt het hof ook in deze zaak dit verweer.
8. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen zij het, gelet op hetgeen onder 5. is overwogen, met verbetering van gronden.
9. Gegeven deze beslissing wordt het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding afgewezen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter met verbetering van gronden;
wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.