ECLI:NL:GHARL:2018:6576

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
17 juli 2018
Zaaknummer
200.206.075/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneerlijk beding in algemene huurvoorwaarden bij schade aan gehuurde auto

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 17 juli 2018, staat de aansprakelijkheid van de huurder voor schade aan een gehuurde auto centraal. De zaak betreft een geschil tussen Bo-Rent B.V., de verhuurder, en een huurder die een Volkswagen Caddy had gehuurd. Na een aanrijding met een andere auto, waarbij de huurder zich aansprakelijk stelde, weigerde de verzekeraar van Bo-Rent de schade te vergoeden, omdat zij meende dat er sprake was van een opzetaanrijding. De huurder betwistte de aansprakelijkheid en voerde aan dat de algemene voorwaarden niet correct waren overhandigd, waardoor hij zich niet aan de bepalingen kon houden.

Het hof heeft in deze uitspraak de feiten en eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland besproken. Het hof oordeelt dat Bo-Rent moet bewijzen dat de algemene voorwaarden tijdig aan de huurder zijn overhandigd. Tevens wordt de vraag opgeworpen of de bepaling in de algemene voorwaarden, die de huurder aansprakelijk stelt voor schade, een oneerlijk beding is in de zin van de Richtlijn 93/13/EEG. Het hof geeft Bo-Rent de gelegenheid om zich over deze kwestie uit te laten, voordat een definitieve beslissing wordt genomen. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.206.075/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 3773868 CV EXPL 15-564)
arrest van 17 juli 2018
in de zaak van
Bo-Rent B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Bo-Rent,
advocaat: mr. J.W. Bloem, kantoorhoudend te Zaandam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [A] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
25 februari 2015, 16 september 2015 en 20 september 2016 van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van het geding in hoger beroep blijkt uit:
- het appelexploot van 12 december 2016;
- de verstekverlening tegen [geïntimeerde] ;
- de memorie van grieven (met twee producties).
2.2
Bo-Rent heeft de stukken van het geding in eerste aanleg overgelegd. Het hof heeft voor de stukken in hoger beroep, die ten onrechte niet zijn overgelegd, geput uit het griffiedossier.
2.3
Ten slotte is arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1
De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 1 (1.1 tot en met 1.9) van het vonnis van 16 september 2015 de feiten vastgesteld. Tegen deze vaststelling zijn geen grieven gericht. Het hof zal van de door de kantonrechter vastgestelde feiten uitgaan die, aangevuld met andere feiten, op het volgende neerkomen.
3.2
Op 11 maart 2014 heeft Bo-Rent een auto van het merk Volkswagen Caddy (hierna: de Volkswagen) verhuurd aan [geïntimeerde] . De overeenkomst is vastgelegd in een door partijen ondertekend contract. In dat contract is onder meer vermeld:
"Algehele Afkoop Eigen Risico m.u.v. ruit-, band- en bovenhoofdse schade.Voor Transport-, Koeriers en Taxibedrijven wordt bij schade het (verlaagd) eigen risico verhoogd naar 400%.Starthulpkosten als gevolg van laten branden van alarmlichten en bovenhoofdse schade (schade boven de ramen) zijn altijd voor rekening van de huurder."
Op de onderzijde van de voorpagina van het contract is, voorgedrukt, vermeld:
"Op deze huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van toepassing, zoals gedeponeerd bij de KvK te Amsterdam en afgedrukt op de achterzijde van deze overeenkomst, waarvan de huurder verklaart dat ze voor/tijdens het sluiten van de huurovereenkomst ter hand zijn gesteld."
3.3
In artikel 3 van de algemene huurvoorwaarden is onder meer bepaald:
"1. Huurder dient op zorgvuldige wijze met het voertuig om te gaan en ervoor te zorgendat het voertuig overeenkomstig zijn bestemming wordt gebruikt.2. Huurder is gehouden het voertuig in oorspronkelijke staat bij verhuurder terug tebezorgen."In artikel 5 is onder meer bepaald:
"2. Huurder is aansprakelijk voor alle schade van de verhuurder die is ontstaan ten gevolgevan enige gebeurtenis tijdens de huurperiode of anderszins verband houdende met dehuur van het voertuig, met inachtneming van het navolgende.(…)4. Indien er een eigen risico in de huurovereenkomst is overeengekomen, is deaansprakelijkheid van huurder voor schade per schadegeval beperkt tot het bedrag vanhet eigen risico, tenzij:a. de schade is ontstaan tijdens of ten gevolge van handelen of nalaten in strijd metartikel 3;(…)c. de schade is ontstaan met goedvinden van, of door opzet of grove schuld van huurder."
3.4
Op 13 maart 2014 heeft op de rotonde aan de Kielerbocht te Groningen een aanrijding plaatsgevonden tussen de door [geïntimeerde] bestuurde Volkswagen en een Mercedes-Benz, bestuurd door [B] (Hierna: [B] ).
3.5
Naar aanleiding van het ongeval hebben [geïntimeerde] en [B] een schadeformulier ingevuld en ondertekend. In dat schadeformulier is als verklaring van [geïntimeerde] vermeld:
"Ik remde te laat op de rotonde".De vraag wie naar zijn mening aansprakelijk is, heeft [geïntimeerde] als volgt beantwoord;
"
Naar mijn mening ben ik aansprakelijk. Dit meen ik omdat ik te laat remde op een rotonde met haaientanden waardoor ik een botsing veroorzaakte."[geïntimeerde] heeft ook ingevuld dat hij ten tijde van het ongeval ongeveer 60 km per uur reed en dat de maximumsnelheid ter plaatse 50 km per uur bedraagt.
3.6
Expertisebureau Loenen heeft de schade aan de Volkswagen op € 9.190,- begroot.
3.7
In opdracht van de verzekeraar van Bo-Rent heeft ing. [C] van Ongevallen Analyse Nederland (hierna: [C] ) onderzocht of een ongeval heeft plaatsgevonden tussen de Volkswagen en de Mercedes en in hoeverre de schadebeelden passen bij de door betrokkenen opgegeven toedracht. [C] heeft op 24 april 2014 gerapporteerd. De conclusies van [C] zijn de volgende:
"a) Tussen onderhavige VW en Mercedes heeft wel een aanrijding plaatsgevonden. Deze aanrijding heeft plaatsgevonden op de opgegeven locatie en alle op de foto's zichtbare blikschade is ook als gevolg van die aanrijding ontstaan.
b) Deze aanrijding betrof echter geen onzeker voorval maar een opzetaanrijding. De Mercedes heeft ten tijde van deze aanrijding namelijk stilgestaan op onderhavige rotonde en de VW is bij het oprijden van deze rotonde met hoge snelheid rechtdoor gereden.
c) Bij de Mercedes zijn diverse technische/motorische mankementen vastgesteld. Deze
mankementen moeten reeds vóór onderhavige (opzet)aanrijding aanwezig zijn geweest."
3.8
In een brief van 16 mei 2014 heeft de verzekeraar van Bo-Rent aan Bo-Rent meegedeeld:
"Wij hebben de schade afgewezen in verband met fraude. Uit ons onderzoek is gebleken dat er sprake moet zijn geweest van een opzetaanrijding. Wij mogen u in verband met de privacy verder geen gegevens verstrekken, echter wellicht dat u op basis van deze informatie de schade aan het verzekerde voertuig [het hof leest: kunt] verhalen."
3.9
In een brief van 4 juli 2014 heeft de toenmalige gemachtigde van Bo-Rent [geïntimeerde] aangeschreven tot een bedrag van € 9.697,18, inclusief verschenen rente en hem de verschuldigdheid van incassokosten aangezegd bij niet (tijdige) betaling. [geïntimeerde] heeft, ondanks diverse sommaties, niets aan Bo-Rent betaald.

4.De vordering en de beslissing in eerste aanleg

4.1
Bo-Rent heeft [geïntimeerde] gedagvaard. Zij heeft betaling gevorderd van een bedrag van € 9.154,74, te vermeerderen met rente en (buitengerechtelijke) kosten. Aan deze vordering heeft zij aanvankelijk, in een standaard incassodagvaarding, ten grondslag gelegd dat Bo-Rent
"In opdracht en voor rekening van gedaagde partij diverse werkzaamheden en/of diensten heeft verricht, voor zover mogelijk met bijlevering van benodigde onderdelen en/of materialen."Ongeveer 80% van de tekst van de dagvaarding bevat een algemene toelichting op de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
4.2
Nadat [geïntimeerde] verweer had gevoerd en de kantonrechter in het vonnis van 25 februari 2015 een comparitie van partijen had gelast, heeft Bo-Rent in een brief van 13 mei 2015 de grondslag van haar eis gewijzigd. Zij heeft aangevoerd dat [geïntimeerde] op grond van haar algemene voorwaarden aansprakelijk is voor de schade aan de Volkswagen.
4.3 In zijn vonnis van 16 september 2015 heeft de kantonrechter overwogen dat de vraag naar de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden onbeantwoord kan blijven omdat hij de rechtsgronden ambtshalve aanvult in die zin dat de vordering mede wordt geacht te zijn gebaseerd op onrechtmatige daad. Volgens de kantonrechter is cruciaal of [geïntimeerde] de aanrijding opzettelijk heeft veroorzaakt, zoals Bo-Rent heeft betoogd. De kantonrechter heeft Bo-Rent toegelaten te bewijzen dat [geïntimeerde] de aanrijding opzettelijk heeft veroorzaakt of doen veroorzaken.
4.4
Nadat getuigen - [geïntimeerde] en [B] - waren gehoord en Bo-Rent ook het rapport van [C] had ingebracht, heeft de kantonrechter in het eindvonnis van 20 september 2016 overwogen dat Bo-Rent het door haar te leveren bewijs niet heeft geleverd en heeft hij de vordering van Bo-Rent afgewezen en Bo-Rent veroordeeld in de proceskosten.

5.De bespreking van de grieven

5.1
Met de
grieven I tot en met Vkomt Bo-Rent op tegen de hiervoor weergegeven oordelen in de vonnissen van 16 september 2015 en 20 september 2016. De grieven, die met elkaar samenhangen en die door het hof tezamen zullen worden behandeld, leggen het geschil in volle omvang aan het hof voor.
5.2
Het hof stelt vast dat Bo-Rent in hoger beroep aan haar vordering ten grondslag legt dat [geïntimeerde] op grond van de algemene huurvoorwaarden aansprakelijk is voor de schade aan de Volkswagen, omdat deze schade is ontstaan met goedvinden van, of door opzet of grove schuld van [geïntimeerde] , dan wel door een handelen of nalaten van [geïntimeerde] in strijd met artikel 3 van de algemene huurvoorwaarden (vgl. artikel 5 lid 4 onder c. respectievelijk a. van de huurvoorwaarden). Subsidiair heeft [geïntimeerde] volgens Bo-Rent onrechtmatig jegens haar gehandeld. Bo-Rent voert daartoe, zowel wat betreft de primaire als de subsidiaire grondslag, aan dat het ongeval of opzettelijk is veroorzaakt door [geïntimeerde] , of het gevolg is van ernstige verkeersovertredingen van [geïntimeerde] die grove schuld opleveren.
5.3
In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] zich beroepen op de vernietigbaarheid van de bepalingen uit de algemene huurvoorwaarden waarop Bo-Rent zich beroept omdat Bo-Rent hem niet een redelijke mogelijkheid is geboden van de algemene voorwaarden kennis te nemen. De voorwaarden zijn hem niet overhandigd, aldus [geïntimeerde] .
5.4
Het is aan Bo-Rent om te stellen en eventueel te bewijzen dat de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan hem ter hand zijn gesteld
(HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1394). Indien de wederpartij van de gebruiker van algemene voorwaarden een verklaring heeft ondertekend inhoudende dat hij de algemene voorwaarden heeft ontvangen, levert die verklaring volgens de rechtspraak van de Hoge Raad op grond van artikel 157 lid 2 Rv dwingend bewijs op (Hoge Raad 21 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA9610). [geïntimeerde] heeft met de ondertekening van het huurcontract verklaard dat de algemene voorwaarden hem ter hand zijn gesteld. Het huurcontract levert daarvan dwingend bewijs. Omdat geen tegenbewijs is geleverd en evenmin is aangeboden, geldt als bewezen dat de algemene voorwaarden van Bo-Rent tijdig aan [geïntimeerde] ter hand zijn gesteld. Het door [geïntimeerde] in eerste aanleg gedane beroep op de vernietigbaarheid van de door Bo-Rent ingeroepen bedingen uit de algemene voorwaarden strandt daarop.
5.5
Volgens Bo-Rent geldt op overeenkomsten tussen haar en haar huurders voor de aansprakelijkheid van de huurder het volgende systeem. De huurder is in beginsel aansprakelijk voor alle schade tijdens de huurperiode, maar deze schade is in beginsel beperkt tot het bedrag van het eigen risico, tenzij dat is afgekocht. In dat geval is de huurder ook niet aansprakelijk voor het eigen risico. De huurder is, of het eigen risico nu wel of niet is afgekocht, toch aansprakelijk voor alle schade als de schade is ontstaan door handelen of nalaten van huurder voor wat betreft diens plicht op zorgvuldige wijze met het voertuig om te gaan en/of het voertuig volgens zijn bestemming te gebruiken (artikel 3 juncto artikel 5 onder a. algemene huurvoorwaarden), of als de schade is ontstaan met goedvinden van, of door opzet of grove schuld van de huurder (artikel 5 lid 4 onder c. algemene huurvoorwaarden). Van grove schuld is volgens Bo-Rent sprake wanneer de huurder willens en wetens de kans op een aanrijding op de koop neemt en geen enkele reden heeft om niet de nodige voorzichtigheid in acht te nemen.
5.6
Tussen partijen is niet in geschil dat [geïntimeerde] het eigen risico (behalve voor de ruit-, band- en bovenhoofdse schade) had afgekocht. Op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst was [geïntimeerde] dan ook in beginsel niet aansprakelijk voor andere schade aan de Volkswagen dan voor ruit-, band- en bovenhoofdse schade tot aan het bedrag van het eigen risico voor die schadecategorieën, ook niet wanneer [geïntimeerde] met de Volkswagen een ongeval veroorzaakte. Op het voorblad van het door partijen ondertekende contract is dat ook tot uitdrukking gebracht met de vermelding “Algehele Afkoop Eigen Risico m.u.v. ruit-, band- en bovenhoofdse schade”. Op dit uitgangspunt - geen aansprakelijkheid voor schade, ook niet voor schade vanwege het veroorzaken van een ongeval - maken de algemene huurvoorwaarden in de (niet door [geïntimeerde] bestreden) lezing van Bo-Rent een uitzondering voor de situatie dat de schade het gevolg is van het niet zorgvuldig omgaan met of het niet gebruiken volgens de bestemming van de Volkswagen en voor de situatie dat de schade aan de Volkswagen is ontstaan met goedvinden van, of door opzet of grove schuld van [geïntimeerde] . De uitzondering betreft niet alleen het veroorzaken van een ongeval (met schade als gevolg) door opzet of (bewuste) roekeloosheid van [geïntimeerde] , maar alle situaties waarin [geïntimeerde] enige schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval, bijvoorbeeld doordat hij ten onrechte geen voorrang verleent en/of een snelheidsovertreding maakt en/of niet goed oplet. In al die situaties geldt immers dat [geïntimeerde] niet op zorgvuldige wijze gebruik maakt van de Volkswagen en de Volkswagen niet in de oorspronkelijke staat kan afleveren (artikel 3 lid 1 en 2 juncto artikel 5 onder a. algemene huurvoorwaarden).
5.7
Het hof merkt op dat het uitsluiten van door opzet of grove schuld veroorzaakte schade in artikel 5 lid 4 onder c. van de algemene huurvoorwaarden lijkt aan te sluiten bij artikel 7:952 BW - de verzekeraar vergoedt geen schade aan de verzekerde die de schade met opzet of roekeloosheid heeft veroorzaakt -, en tekent daarbij aan dat het begrip “roekeloosheid” in artikel 7:952 BW de voorheen gebruikte term “grove schuld” vervangt. Door de huurder wel aansprakelijk te houden voor opzet en grove schuld (in de zin van roekeloosheid), voorkomt de verhuurder dat deze schade niet onder de dekking van de door hem afgesloten verzekering valt en hij deze schade voor eigen rekening moet nemen. De uitleg die Bo-Rent aan het begrip “grove schuld” geeft, hiervoor aangehaald aan het slot van rechtsoverweging 5.5, lijkt echter ruimer dan de uitleg die de wetgever heeft gegeven aan dit begrip, te weten een in laakbaarheid aan opzet grenzende vorm van schuld (Kamerstukken II 1985/86, 19 529, nr. 3, p. 25). Daarvan is onder meer sprake indien het gaat om een gedraging die, al is de verzekerde zich daarvan niet bewust, naar objectieve maatstaven een
zodanig aanmerkelijke kansop schade met zich brengt dat hij zich van dat gevaar bewust had behoren te zijn en door zich van die gedraging niet te onthouden in ernstige mate tekortschiet in zorg ter voorkoming van schade (Hoge Raad 4 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2831).
5.8
De in artikel 5 lid 4 van de algemene huurvoorwaarden neergelegde regeling van de aansprakelijkheid leidt tot een aanzienlijke wijziging van de regeling van de aansprakelijkheid die tussen partijen zou gelden - de huurder is alleen aansprakelijk voor ruit-, band- en bovenhoofdse schade tot het bedrag van het eigen risico - indien de algemene verhuurvoorwaarden niet van toepassing zouden zijn. De wijziging is nadelig voor de huurder.
5.9
Gelet op wat door partijen in eerste aanleg over en weer is aangevoerd, gaat het hof ervan uit dat [geïntimeerde] , ten tijde van het getuigenverhoor in 2015 20 jaar oud en student, bij het aangaan van de huurovereenkomst heeft gehandeld voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs-of beroepsactiviteit vallen en daarmee is te beschouwen als een consument in de zin van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: Richtlijn 93/13). Het hof gaat er ook vanuit dat partijen niet afzonderlijk hebben onderhandeld over de in de algemene verhuurovereenkomst opgenomen bedingen, waaronder het beding van artikel 5 lid 4, zodat het beding binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 93/13 valt. In de (onbestreden) uitleg van Bo-Rent leidt het beding, zoals hiervoor is overwogen, tot een wijziging van de aansprakelijkheidsregeling ten nadele van de huurder. De vraag rijst dan ook of het beding in strijd met de goede trouw de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 Richtlijn 93/13). Bo-Rent heeft haar vordering (ook) in hoger beroep op het beding gebaseerd, zodat de vraag of het beding een oneerlijk beding is en om die reden buiten beschouwing dient te blijven binnen de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep valt. Het hof is gehouden ambtshalve - dus ongeacht of [geïntimeerde] dat al dan niet met zoveel woorden heeft aangevoerd - na te gaan of het beding een oneerlijk beding is in de zin van Richtlijn 93/13 en om die reden buiten beschouwing dient te blijven (vgl. Hoge Raad 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691, en 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:340).
5.1
Voordat het hof een definitief oordeel zal geven over de toepasselijkheid van Richtlijn 93/13 op artikel 5 lid 4 van de algemene huurvoorwaarden en, indien sprake is van toepasselijkheid, over de vraag of de bepaling de toetsing aan Richtlijn 93/13 kan doorstaan, zal het hof Bo-Rent in de gelegenheid stellen zich over de toepasselijkheid en de toetsing uit te laten en haar stellingen eventueel aan te passen. Het hof overweegt in dit verband dat indien een eventuele aanpassing van de stellingen leidt tot een aanpassing van de eis of de gronden van de eis, Bo-Rent deze verandering bij exploot aan [geïntimeerde] kenbaar dient te maken (artikel 130 lid 3 Rv).

6.De beslissing

Het gerechtshof, voordat het verder beslist:
verwijst de zaak naar de rol van
14 augustus 2018voor akte aan de zijde van Bo-Rent;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. J.H. Kuiper en mr. W.F. Boele en is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2018 door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier.