ECLI:NL:GHARL:2018:749

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
200.208.833/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake incasso en buitengerechtelijke kosten met betrekking tot handelsrente

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van Visser Instrument B.V. tegen TKS Stallbau GmbH. De zaak betreft een incassozaak waarin Visser Instrument in eerste aanleg een vonnis heeft verkregen, maar niet het volledige bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente toegewezen kreeg. Het hof verwijst naar het verstekvonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 20 december 2016 en behandelt de grieven van Visser Instrument die zich richten tegen de beslissing van de kantonrechter. Het hof oordeelt dat de kantonrechter een onjuiste toepassing heeft gegeven aan artikel 6:96 BW, wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten. Het hof stelt vast dat de vordering is ingesteld na 10 januari 2015 en dat de herschikte EEX-Verordening van toepassing is. Het hof concludeert dat het Nederlandse recht van toepassing is en dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar zijn. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover het betreft de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente, en wijst deze bedragen alsnog toe aan Visser Instrument. TKS wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.208.833/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 5493646 CV EXPL 16-8842)
arrest van 23 januari 2018
in de zaak van
Visser Instrument B.V.,
gevestigd te Assen,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen:
Visser Instrument,
advocaat: mr. P.J.G.G. Sluyter te Assen,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
TKS Stallbau GmbH,
gevestigd en zaak doende te Bocholt, Duitsland,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen:
TKS,
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het verstekvonnis van 20 december 2016 dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen (kanton), heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 6 januari 2017,
- de memorie van grieven.
2.2
Visser Instrument heeft arrest gevraagd. Haar vordering strekt tot vernietiging van het vonnis van 20 december 2016 voor zover daarbij de gevorderde buitengerechtelijke kosten en de wettelijke (handels)rente niet volledig zijn toegewezen en tot toewijzing daarvan, met veroordeling van TKS in de kosten van de procedure.
3.
Betekening/Verstek
TKS is gevestigd in Duitsland en is niet verschenen. In het griffiedossier bevindt zich een certificaat van betekening ex artikel 10 van de Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (“de betekening en de kennisgeving van stukken”), en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1348/2000 (
PbEUL 324/79) (de EG-betekeningsverordening). Op
19 oktober 2016 is het appelexploot betekend aan [A] , [a-strasse] 26 te [B] (adres van TKS). Zij is Beschäftigte im Geschäftsraum des Zustellungsempfängers. Daarmee is sprake van een correcte betekening en is aan de niet verschenen TKS terecht verstek verleend.

4.Internationale bevoegdheid en toepasselijk recht

4.1
De vordering is ingesteld na 10 januari 2015 en valt onder het formele en materiële toepassingsbereik van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), Pb. EU 2012, L 351/1 (hierna: herschikte EEX-Verordening).
4.2
In de inleidende dagvaarding heeft Visser Instrument voor de bevoegdheid onder meer verwezen naar het bepaalde in artikel 6, aanhef en onder a Rv. Dit artikel is evenwel niet van toepassing omdat de bevoegdheid als gezegd dient te worden beoordeeld naar de herschikte EEX-Verordening. Dat laat onverlet dat Visser Instrument met de verwijzing naar artikel 6, aanhef en onder a Rv klaarblijkelijk doet stellen dat de vordering is gebaseerd op een verbintenis uit een overeenkomst die in Nederland is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Ook ingevolgde de herschikte EEX-Verordening (artikel 7 lid 1 sub a) leidt dat tot bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Nu dit onbetwist is gebleven, kan van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter worden uitgegaan.
4.3
Het toepasselijke recht moet in dit geval worden vastgesteld aan de hand van de Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I).
Uit de overgelegde facturen bezien in samenhang met de nogal summiere inleidende dagvaarding leidt het hof af dat door Visser Instrument (onderhouds)werkzaamheden zijn uitgevoerd in opdracht van TKS. Op grond van artikel 4 lid 1 onder b van Rome I is daarom het Nederlandse recht van toepassing.

5.Verdere beoordeling

5.1
De
grieven I en IIzijn gericht tegen de beslissing van de kantonrechter om niet het gehele gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 530,90 toe te wijzen doch slechts een bedrag van € 40,-. De kantonrechter heeft die beslissing doen steunen op de volgende overweging:
"
- met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten overweegt de
kantonrechter als volgt. Het door eisende partij aangehaalde arrest van de Hoge Raad[hof: Hoge Raad 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405]
handelt over de wel of niet nodige extra incassohandeling na de kosteloze aanmaning ex artikel 6:96 lid 6 BW. Aangezien het in casu een handelsovereenkomst betreft is het aangehaalde arrest, dat betrekking heeft op een overeenkomst met een consument, niet van toepassing en is een bedrag van € 40,00 ingevolge het bepaalde in artikel 6:96 lid 4 BW toewijsbaar. Voor toekenning van het meer gevorderde bestaat geen aanleiding nu niet is gesteld noch gebleken dat er meer werkzaamheden zijn verricht anders dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak."
5.2
In de toelichtingen op de beide grieven heeft Visser Instrument terecht betoogd dat de kantonrechter is uitgegaan van een verkeerde lezing van genoemd arrest van de Hoge Raad en een onjuiste toepassing heeft gegeven aan artikel 6:96 BW.
5.3
Het gaat om een verbintenis tot betaling van een geldsom uit overeenkomst. Nu het verzuim is ingetreden na 1 juli 2012 is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing. De schuldenaar is geen consument. Onbetwist en met bescheiden gestaafd is gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Visser Instrument kon in redelijkheid hiertoe overgaan nu TKS in verzuim was geraakt. Voor de verschuldigdheid van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet relevant welke incassohandelingen de schuldeiser heeft verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en is daarom toewijsbaar. Deze grieven slagen.
5.4
Met
grief IIIhandhaaft Visser Instrument haar aanspraak op de wettelijke (handels)rente vanaf de dag van de inleidende dagvaarding over de buitengerechtelijke incassokosten. Visser Instrument klaagt over het oordeel van de kantonrechter dat in het lichaam van de dagvaarding niets is gesteld over de verschuldigdheid van wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten. Volgens haar is dat niet nodig. Subsidiair stelt zij alsnog dat "alle vorderingen van appellante op geïntimeerde verschuldigd en opeisbaar zijn, dus ook de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten vanaf de dag der dagvaarding in eerste aanleg tot en met de dag der algehele voldoening". Het hof overweegt als volgt. Voor toewijzing van wettelijke handelsrente bestaat geen grond. Buitengerechtelijke kosten dienen te worden aangemerkt als vermogensschade (art. 6:96 lid 2, aanhef en onder c, BW). De wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW heeft uitsluitend betrekking op verplichtingen tot betaling uit handelsovereenkomsten. Een verplichting tot vergoeding van schade kan daartoe niet worden gerekend ( HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:40).
Gelet op het bepaalde in artikel 6:83 aanhef en onder b BW is de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW wel toewijsbaar vanaf in elk geval, zoals hier wordt gevorderd, de datum van de inleidende dagvaarding (vergelijk opnieuw genoemd arrest van de Hoge Raad).
Daarmee slaagt de grief voor zover aanspraak is gemaakt op de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW.
5.5
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten het bedrag van € 490,90 (€ 530,90 minus € 40,-) niet is toegewezen en de wettelijke rente over € 530,90 is afgewezen en deze bedragen zullen alsnog worden toegewezen. TKS zal als de vrijwel geheel in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, vast te stellen op € 813,31 (€ 716,- griffierecht plus € 97,31 explootkosten) aan verschotten en € 632,- (1 punt in tarief 1) aan geliquideerd salaris van de advocaat, een en ander te vermeerderen met nakosten als gevorderd.

6.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van 20 december 2016 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen (kanton), voor zover het bedrag van € 490,90 (€ 530,90 minus € 40,-) aan buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente over € 530,90 niet is toegewezen, en in zoverre opnieuw recht doende:
veroordeelt TKS tot betaling aan Visser Instrument van € 490,90 en tot betaling van de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 530,90 vanaf 7 oktober 2016 tot aan de dag van voldoening;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
veroordeelt TKS in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 813,31 aan verschotten en € 632,- aan geliquideerd salaris van de advocaat;
veroordeelt TKS in de nakosten, begroot op € 131,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,- in geval niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart de in dit arrest opgenomen veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Janse, W.P.M. ter Berg en J.H. Kuiper en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
23 januari 2018.