Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een autohandelaar tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die zijn bezwaren tegen aanslagen in de inkomstenbelasting en de zorgverzekeringswet ongegrond verklaarde. De belanghebbende had voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd gekregen op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.500, en een verzuimboete van € 369. Daarnaast was er een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 26.996. De inspecteur had de bezwaren van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 7 augustus 2018 was de belanghebbende niet verschenen, ondanks dat hij op correcte wijze was uitgenodigd. Het Hof heeft vastgesteld dat de inspecteur een redelijke schatting van de winst heeft gemaakt, aangezien de belanghebbende zijn aangifte niet tijdig had ingediend. De belanghebbende voerde aan dat hij in 2014 geen inkomsten had, maar kon dit niet overtuigend onderbouwen. Het Hof oordeelde dat de schatting van de inspecteur niet onredelijk was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De opgelegde verzuimboete werd eveneens bevestigd, omdat de belanghebbende niet binnen de gestelde termijn aangifte had gedaan. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de proceskosten werden niet toegewezen.