5.5.Voordat het hof op de afzonderlijke grieven ingaat, overweegt het als volgt.
Bij de uitleg van artikel 10.2 komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dit betekent onder meer dat gelet moet worden op de omstandigheden van het geval gewaardeerd naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Bij een bepaling als de onderhavige in een commerciële overeenkomst moet betekenis worden gehecht aan de duidelijke bewoordingen van de bepaling.
Van belang is dat de onderhavige bepaling aan [appellante sub 1] verbiedt software te ontwikkelen die concurrerend is met de activiteiten van VDC. Tussen partijen staat in hoger beroep vast dat VDC geen aantoonbare schade heeft geleden als gevolg van het programma [softwareprogramma] . Daaraan kan reeds een vermoeden worden ontleend dat van concurrerende software geen sprake is geweest.
Daarnaast staat tussen partijen vast dat [appellante sub 1] aan VDC bij het aangaan van de overeenkomst waarin art. 10.2 is opgenomen, heeft meegedeeld dat zij bezig was met het ontwikkelen van software die later de naam [softwareprogramma] heeft gekregen. Het hof verwijst naar de daaromtrent als productie A3 bij memorie van grieven in het geding gebrachte verklaring van [medewerker VDC] van VDC gericht aan [appellante sub 1] (en [appellant sub 3] en [appellant sub 2] ), welke door VDC en [appellante sub 1] ondertekende verklaring als volgt luidt:
“Zoals eerder besproken zouden wij jullie nog doorgeven wat wij als [appellante sub 1] (en/of met ons gelieerde lichamen) doen in de automotive branche.
Zowel jullie als wij wensen hierover immers vooraf duidelijkheid over te hebben, omdat we niet met elkaar in concurrentie willen treden.
Kort gezegd komt het erop neer dat wij ons mede bezighouden met het ontwikkelen en aanbieden van software met betrekking tot verkoopondersteuning en aanbieden van voertuigen in de automotive sector. Nadrukkelijk merken wij op dat deze activiteit zich op geen enkele wijze zal gaan bezighouden met de activiteiten van VDC voortvloeiende uit de door [appellante sub 1] voor VDC ontwikkelde VDA.
Gezien deze omschrijving is er geen enkel raakvlak met hetgeen VDC een activiteit heeft, dat we hiermee dan ook niet in concurrentie treden met VDC.
Graag zien we deze week deze mail gedateerd en voor akkoord getekend van jullie retour. Hiertoe hebben wij bijgevoegd in pdf-formaat de door ons getekende versie van deze mail.
Mochten jullie nog vragen hebben en/of een nadere toelichting wensen, dan kunnen jullie uiteraard contact met ons opnemen.”
Volgens [appellante sub 1] werd deze verklaring door [medewerker VDC] van VDC gelijktijdig met de overeenkomst tussen VDC en [appellante sub 1] ondertekend. Voorafgaand heeft [medewerker VDC] zich uitgebreid laten informeren over het doel en functionaliteiten van [softwareprogramma] , om te kunnen beoordelen of er inderdaad sprake was van een project dat de activiteiten van VDC "niet zou bijten”. Uit deze, mede namens haar ondertekende verklaring volgt dat VDC op de hoogte was van het bestaan van deze activiteit van [appellante sub 1] en daartegen geen bezwaar had. VDC heeft dit in deze procedure kennelijk tegen beter weten in betwist. Het is daarom van belang te beoordelen in hoeverre VDC op de hoogte was van de functionaliteiten van het programma [softwareprogramma] . Het ligt niet voor de hand dat zij ongezien heeft ingestemd met het verder ontwikkelen van dit programma. [appellante sub 1] heeft aangevoerd dat het verbod alleen geldt voor De RegistratieXpert zoals het destijds was ontwikkeld, niet ook voor de latere versies. Naar het oordeel van het hof kan een verbod met een hoge dwangsom niet gelden voor een versie van dit programma als dit substantieel afwijkt van de versie ten tijde van het aangaan van het beding, maar wel voor een verder ontwikkelde versie voor zover dat ten tijde van het aangaan van het beding redelijkerwijs was te voorzien of viel te verwachten. VDC heeft niet voldoende feiten aangevoerd waaruit dit laatste kan worden afgeleid
[appellante sub 1] heeft ten slotte aan de hand van concrete feiten betoogd dat haar software [softwareprogramma] in technisch en commercieel opzicht niet vergelijkbaar is met de software die zij voor VDC heeft ontwikkeld en ook niet is bestemd voor dezelfde doelgroep. De juistheid van haar verweer kan volgens haar niet worden beoordeeld aan de hand van een oppervlakkige vergelijking van screenprints. [appellante sub 1] heeft ook met een aantal argumenten betoogd dat de diensten die zij met [softwareprogramma] aanbood, niet vergelijkbaar zijn met en ook niet inwisselbaar zijn met die van VDC. VDC heeft een en ander betwist, maar het lag op haar weg feiten en omstandigheden te stellen waaruit deze overtreding van het concurrentieverbod volgt en daarin is zij tekortgeschoten. Het hof acht in het bijzonder van belang dat in de considerans van art. 10 wordt verwezen naar de activiteiten van VDC op het gebied van export en import van voertuigen. [appellante sub 1] heeft steeds gesteld dat zij zich niet bezig heeft gehouden met dergelijke activiteiten en dat haar software niet met dat doel is gemaakt. VDC heeft dit niet voldoende gemotiveerd betwist. In elk geval heeft VDC onvoldoende feiten gesteld waaruit kan volgen dat het programma [softwareprogramma] activiteiten ondersteunt die concurrerend zijn met de diensten die VDC aanbiedt. Zoals reeds is overwogen hiervoor onder b., is van enige concurrentie in feite ook niet gebleken.
[appellante sub 1] heeft gesteld dat zij alle activiteiten met betrekking tot [softwareprogramma] vanaf de dag van beslaglegging, 13 november 2015, heeft gestaakt. Als dit verweer juist is, valt voorshands niet in te zien op grond waarvan zij na die datum boetes kan hebben verbeurd.. Uit de stellingen van VDC blijkt naar het oordeel van het hof niet (in voldoende concrete mate) dat [appellante sub 1] na die datum is doorgegaan met het ontwikkelen van software voor [softwareprogramma] , Het hof voegt aan het vorenstaande nog toe dat het enkele feit dat beide programma’s een functionaliteit met betrekking tot de RDW bevatten, niet een voldoende aanwijzing kan zijn dat van enige concurrentie sprake kan zijn geweest.