In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 24 december 2019, wordt een geschil behandeld tussen [appellant] en [geïntimeerde] over de nalatenschap van hun vader, [de vader]. Naast de twee partijen zijn ook [de zus] en [de broer] gerechtigd tot de nalatenschap. [appellant] vordert primair schadevergoeding wegens benadeling en subsidiair een schadevergoeding aan de nalatenschap en de verdeling daarvan. Het hof verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 14 november 2018 en 20 februari 2019 zijn gewezen.
Het hof stelt vast dat de vordering tot verdeling van de nalatenschap voortvloeit uit een processueel ondeelbare rechtsverhouding, waarbij alle betrokkenen partij dienen te zijn. Daarom wordt [appellant] in de gelegenheid gesteld om [de zus] en [de broer] als partij in het geding te betrekken, conform artikel 118 Rv. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. Het hof houdt verder iedere beslissing aan, zowel in het incident als in de hoofdzaak.
De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier en markeert een belangrijke stap in de procedure, waarbij de betrokkenheid van alle deelgenoten in de nalatenschap van [de vader] wordt gewaarborgd.