Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, betreft het een hoger beroep in een erfrechtelijke kwestie. De appellant, die in leven gewoond heeft te [A], is in het principaal appel en geïntimeerde in het incidenteel appel. De geïntimeerden, [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2], wonende te respectievelijk [B] en [C], zijn appellanten in het incidenteel appel. De zaak draait om de legitieme portie van de appellant in de nalatenschap van de erflaatster, die een saldo van € 1.874.415,50 aan activa had, en de schenkingen die aan de geïntimeerden zijn gedaan. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 4 september 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7927, reeds een aantal feiten vastgesteld en de partijen hebben daarop gereageerd met akten en aanvullingen.
Het hof heeft vastgesteld dat de legitieme massa van de nalatenschap, inclusief de waarden van de schenkingen, een totaal van € 28.731.708,72 bedraagt. De legitieme portie van de appellant is vastgesteld op € 4.788.618,12. Het hof concludeert dat de appellant, gezien zijn aanspraak uit hoofde van de Nachbegünstigung van € 13.290.365,--, niets te kort is gekomen ten aanzien van zijn legitieme portie. De primaire vordering van de geïntimeerden, die stelt dat de legitieme portie van de appellant nihil bedraagt, is toewijsbaar. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van 10 juni 2015 voor wat betreft de afwijzing van de vordering in reconventie en verklaart voor recht dat de geïntimeerden niet tot betaling van enig bedrag uit hoofde van het geldlegaat aan de appellant zijn gehouden. De kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.