Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De stichting Stichting The Highlands Foundation,
[Geïntimeerde 2],
1.Het geding in eerste aanleg
10 januari 2018 en 4 juli 2018 die de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in het incident
NJ 1938/952). Dit geldt ook voor de proceskostenveroordeling op de voet van artikel 1019h Rv voor zover de daarin vervatte kosten zien op proceskosten zoals bedoeld in artikel 237 Rv e.v., zoals kosten ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak. De proceskostenveroordeling ex artikel 1019h Rv kan echter ook kosten omvatten die vóór de implementatie van Richtlijn 2004/48/EG in intellectuele eigendomszaken op grond van artikel 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking kwamen. Indien dat het geval is, telt die component van de proceskostenveroordeling naar oordeel van het hof wel mee voor de beoordeling of de wettelijke appelgrens in hoger beroep is behaald. Het hof gaat ervan uit dat de door de Hoge Raad in rechtsoverweging 3.5.4 van zijn arrest van 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1087 gegeven regel slechts toepasselijk is bij een geschil over de proceskosten na een ingetrokken kort geding.
(…) het grootste gedeelte daarvan – na vermindering van dat bedrag met de opgevoerde kosten ter voorbereiding en instructie van de zaak aan de zijde van [Appellant] – een hoger bedrag omvat dan het bedrag van € 1750,00 (…)’is daartoe onvoldoende. SHF c.s. heeft ter zake onvoldoende gesteld, waardoor het hof hieraan voorbij zal gaan.
4.De slotsom
5.De beslissing
4 juli 2018;
21 mei 2019.