Uitspraak
[appellante],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het geding in eerste aanleg
19 september 2018 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter), heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
Hierbij het voorbeeld huurcontract Leegstandswet. Er staan geen idiote bepalingen in, het is een gangbaar contract. (…)
In aanmerking nemende dat:
30 juni 2018 wensen op te zeggen.
4.De beslissing in eerste aanleg
1 juli 2018 tot aan de dag waarop zij het gehuurde hebben ontruimd en verlaten. Daarbij zijn zij eveneens hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [geïntimeerden] c.s. ter hoogte van € 780,81.
5.De vordering en de beoordeling van de grieven
ECLI:NL:HR:2007:BA1522). Dat de ontruiming inmiddels heeft plaatsgevonden en dat in appel alleen nog de nevenvordering aan de orde is, maakt niet dat [geïntimeerden] c.s. alsnog niet-ontvankelijk zijn in hun vordering.
Grief Iricht zich tegen de veroordeling van [appellante] tot betaling van de contractuele boete en bestaat uit een primair, een subsidiair en een meer subsidiair onderdeel. Deze grief zal per onderdeel worden behandeld.
Grief II, waarvan [appellante] zelf al constateert dat die geen zelfstandige betekenis heeft, richt zich tegen de proceskostenveroordeling.
een of meer bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, met uitzondering van bedingen die de kern van de prestaties aangeven, voor zover deze laatstgenoemde bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd." Het boetebeding in de huurovereenkomst betreft echter geen algemene voorwaarde. [geïntimeerden] c.s. hebben maar één woning verhuurd en hebben slechts één overeenkomst opgesteld. Gelet hierop is niet voldaan aan voornoemd vereiste dat het beding in een aantal overeenkomsten moet zijn opgenomen. Het primaire onderdeel van grief I treft dan ook geen doel.
16 februari 2018,
ECLI:NL:HR:2018:207).
1 juli 2018 hebben [geïntimeerden] c.s. wel maandelijks een vergoeding gelijk aan de huur van € 750,- per maand ontvangen. Het hof merkt hierbij nog op dat [geïntimeerden] c.s. geen zodanig voordeel kunnen verwezenlijken door zowel aanspraak te maken op de verschuldigde boete als schadevergoeding te vorderen.
6.De slotsom
7. De beslissing