Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[de vennootschap],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 29 oktober 2015,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord met producties,
- het proces-verbaal van de pleitzitting, in het openbaar gehouden op 22 november 2017. Hierbij is akte verleend van de stukken die door mr. Arslan voornoemd zijn ingebracht bij de berichten van 18 september 2017 en van 20 september 2017,
- de akte d.d. 19 december 2017, waarbij de curator de procedure heeft overgenomen en zich heeft uitgelaten over de vraag of [de vennootschap] nog bestaat, met productie;
- de aantekening op de rolkaart dat het recht van [de vereniging] op het nemen van een antwoordakte op de rol van 6 maart 2018 is vervallen.
3.De vaststaande feiten
- Bij ‘VOB-Bauvertrag’, dat [de vereniging] op 1 september 2006 heeft ondertekend, heeft [de vereniging] aan [de vennootschap] opdracht verleend om tegen een prijs van € 300.000 een moskee / cultureel centrum te bouwen in [vestigingsplaats] volgens het bij die overeenkomst gevoegde bestek.
- [de vennootschap] heeft ter zake van de uitvoering van die overeenkomst drie facturen aan [de vereniging] gestuurd. De eerste factuur is volledig betaald. Op de tweede factuur ad € 59.590 is op 19 maart 2007 een deelbetaling van € 40.000 gedaan en de slotfactuur d.d. 20.10.2007 ad € 93.740 is onbetaald gebleven.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
aufgelöst). Zij heeft zich erop beroepen hier met een spookpartij te maken te hebben. Bij de met het oog daarop genomen akte van 19 december 2017 is door mr. Laatsman een mailbericht d.d. 4 december 2017 overgelegd (productie D), waarin de Rechtsanwalt Nils Meissner, advocaat in Essen, namens de curator in het faillissement van [de vennootschap] vragen van mr. Laatsman heeft beantwoord. Uit zijn in het Engels gegeven antwoorden blijkt dat het faillissement nog niet is beëindigd, dat de onderneming van [de vennootschap] nog bestaat
as a result of insolvency proceedingsen dat de vennootschap
legally competentis. Volgens Dr Meissner gold bovendien al langer een door Dr. Meissner aan mr. Laatsman verleende volmacht om in de onderhavige procedure op te treden (
power of attorney).
[de vereniging] heeft hierop niet gereageerd.
Gelet op de antwoorden van Dr. Meissner bestaat de vennootschap [de vennootschap] nog met het oog op de vereffening van haar boedel. Wat er in het handelsregister over [de vennootschap] staat vermeld neemt niet weg dat zij tot nu toe steeds in rechte kon optreden om vorderingen te innen.
R.A. Rolf Weidman WG te Essen, voorheen en tevens [de vennootschap]is ingediend. De kop van dit arrest is aan de overname aangepast.
De rechtbank heeft deze keuze van partijen gevolgd en hiertegen is in hoger beroep geen bezwaar gemaakt. Alleen al daarom zal ook het hof Nederlands recht toepassen op de onderlinge relaties van partijen.
heeft daar tegenover een beroep gedaan op stuiting van deze verjaring door schriftelijke aanmaningen van 20 oktober 2007, 27 september 2010, 29 mei 2012, 12 juni 2012, 7 december 2012 en 11 januari 2013. Hiernaast heeft [de vennootschap] zich beroepen op stuitingen door erkenningen van de vordering door [de vereniging] tijdens gesprekken.
[de vereniging] heeft ontkend dat de door [de vennootschap] bedoelde aanmaningen bij haar zijn bezorgd. De brief van 11 januari 2013 is de eerste die zij na maart 2007 heeft gekregen. Ter comparitie in eerste aanleg heeft zij dit gemotiveerd met de toelichting dat haar advocaat de aanmaningen niet in het dossier heeft aangetroffen. In het bestreden vonnis is dit verworpen.
In hoger beroep heeft [de vereniging] haar verweer uitgewerkt door te bestrijden dat [de vennootschap] de schriftelijke aanmaningen heeft verzonden. Dit houdt een voldoende gemotiveerde betwisting in van de gestelde verzending. Bovendien betwist zij de geschiktheid van de brieven voor het rechtsgevolg van stuiting.
20.10.07) is de
Schlussrechnung, dat is de slotfactuur ad € 93.740. Deze is in de procedure gebracht bij brief van 18 november 2014 van [de vennootschap] en is ter comparitie van partijen besproken in de pleitnota van [de vennootschap] . [de vennootschap] noemt de factuur een aanmaning en is er daarmee kennelijk, in navolging van [de vereniging] , van uit gegaan dat de vordering tot betaling van dat bedrag toen al opeisbaar was en dat er dus een verjaring liep. In dat licht kan de toezending daarvan aan [de vereniging] niet anders worden uitgelegd dan als aanmaning tot betaling van het vermelde bedrag. Waarom [de vereniging] die strekking anders heeft begrepen, heeft zij niet uitgelegd.
Dit geldt in nog sterkere mate voor de schriftelijke mededeling van 27 september 2010 die bij dezelfde brief van 18 november 2014 in de procedure is gebracht. Deze mededeling is namelijk een kopie van de factuur, met dien verstande dat daaraan in de kop het woord
Mahnung(Aanmaning) is toegevoegd.
29.05.12) is kennelijk in eerste aanleg als productie 25 bij akte d.d. 25 februari 2015 van [de vennootschap] overgelegd. Het hof merkt op dat deze akte, die als processtuk staat genoemd in het eindvonnis van de rechtbank, zich niet in het door [de vereniging] overgelegde procesdossier bevindt. Het hof gaat er vooralsnog vanuit dat het door [de vereniging] overgelegde dossier door een vergissing onvolledig is en dat de productie 25 van [de vennootschap] deel uitmaakt van de processtukken.
De brief van 29 mei 2012 is door [de vennootschap] geschreven, die deze heeft gericht aan [de vereniging] (
[adres]). Zij houdt voor zover hier van belang de volgende tekst in:
[de vennootschap] leest eveneens ten onrechte een erkenning in een mededeling van [de vereniging] dat zij instemde met de hoogte van de overeengekomen bouwsom van € 316.000: uit wat [de vennootschap] op de vierde pagina van de pleitnota die zij ter comparitie in eerste aanleg heeft overgelegd en in § 12 van haar conclusie na comparitie schrijft, blijkt dat [de vereniging] daarmee [de vennootschap] ervan wilde overtuigen dat [de vennootschap] geen geld meer van haar tegoed had. Gelet op deze mededeling ging het niet om een erkenning, maar juist om een ontkenning.
Dit geldt niet voor de vorderingen C en D tot het inwinnen van deskundigenbericht, het gelasten van een comparitie van partijen en evenmin voor de vordering E inzake de proceskosten. Proceskostenvoorzieningen kunnen worden gevorderd zonder daarvoor een afzonderlijke eis in reconventie in te stellen, en dat geldt ook voor het gelasten van (voorlopige) plaatsopneming en/of het verkrijgen van (voorlopig) deskundigenbericht. Het gaat daarbij om tussenbeslissingen, die niet een einde maken aan een geschil of een onderdeel daarvan.
De niet-ontvankelijkheid betreft daarom uitsluitend de bij memorie van grieven ingestelde schadevordering.
De slotsom
6.De beslissingen
Rechnung, productie van [de vennootschap] bij brief van 18 november 2014),
Mahnung, overgelegd bij dezelfde brief van 18 november 2014),
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum 27 augustus 2019, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;