Uitspraak
1.Johan Dekker,
[appellant],
[appellante],
[appellanten] c.s.,
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
1.Het verloop van de procedure in eerste aanleg
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de appeldagvaarding van 15 mei 2017;
- de memorie van grieven van [appellanten] c.s. van 5 september 2017;
- de memorie van antwoord in principaal appel tevens houdende memorie van grieven
in incidenteel appel van [geïntimeerden] c.s. (met producties);
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van [appellanten] c.s.;
- de akte (uitlating producties) van [appellanten] c.s.
3.De vaststaande feiten
Zoals op de foto’s te zien is moet er nog het één en ander opgeknapt worden in de woning
de overeenkomst is opgenomen dat de huurprijs op voorstel van de verhuurder voor het eerst per 1 mei 2019 en vervolgens jaarlijks kan worden gewijzigd.
“
verwijzend naar onze afspraak bij deze een voorlopige materiaal lijst voor het afmaken van de woning die wij van jullie huren.Voorlopig benodigd materiaal d.d. 27-09-2014
Na het dan maar inleveren van de voorlopige materiaallijst d.d. 29-09-2014 eindelijk iets van materiaal losgekregen te weten; een 8 tal scharnieren, een pak agnes plafondplaten (wat in de schuur bleek te staan) en op later tijdstip een smerige tweedehands oven. Ik heb zelf [---] voor dakdoorvoeren voor de afzuiging douche en afzuigkap d.d. 20-12-2014 gezorgd en samen met uw zoon [E] geplaatst. Tevens hebben wij tijdens het plaatsen geconstateerd dat het dak in de nok verzakte en hebben we hier een noodreparatie op uitgevoerd.”
Cliënten hebben u deze ruimte [hof: de schuur] ook laten zien. Het gebruik hiervan vloeit echter geenszins voort uit de tussen u en cliënten gesloten huurovereenkomst.
Het geleverde materiaal.
Mochten uw cliënten het gehuurde echter definitief verlaten, dan wensen cliënten
4.De vorderingen en de beslissing in eerste aanleg
b.Partijen zijn overeengekomen dat [appellanten] c.s. de bijkeuken zou isoleren, de keukenkraan zou repareren, een afzuigsysteem zou realiseren in keuken en badkamer, de stopcontacten in de keuken van dozen zou voorzien en deurklinkers zou plaatsen in de deuren op de bovenverdieping. Daarnaast was het noodzakelijk de vloer van de kinderkamer te stutten.
c.Het is niet komen vast te staan dat de schuur onderdeel is gaan uitmaken van de huurovereenkomst.
d.Het leveren van tweemaal dakafvoerafzuiging en het stutten van de slaapkamervloer hoorde tot de verplichtingen van [geïntimeerden] c.s., maar gesteld noch gebleken is dat de daarvoor noodzakelijke materialen door hen zijn geleverd. Ook het herstel van het dak hoort tot de verplichtingen van [geïntimeerden] c.s. wat betreft de overige materialen hebben [appellanten] c.s. onvoldoende onderbouwd dat concrete afspraken zijn gemaakt dat [geïntimeerden] c.s. die zouden leveren.
e.[geïntimeerden] c.s. zijn ten aanzien van (het ter beschikking stellen van materialen voor) het stutten van de vloer en de dakreparatie tekortgeschoten in hun verplichtingen. Een en ander rechtvaardigt een opschorting van de huurbetalingen vanaf 1 januari 2015 met € 300,-, zodat [geïntimeerden] c.s. van 1 januari tot en mei 2015 € 300,- per maand aan huur verschuldigd zijn.
f.Niet is komen vast te staan dat [appellanten] c.s. na 1 mei 2015 nog huur hebben betaald, zodat hun vordering tot terugbetaling van huur niet toewijsbaar is.
g.Ten aanzien van de servicekosten dient het daadwerkelijk gebruik betaald te worden. Er kan worden uitgegaan van betalingen aan servicekosten van € 4.232,- en van een verschuldigdheid van de vaste lasten tot en met november 2015. Daarvan uitgaande hebben [appellanten] c.s. de door [geïntimeerden] c.s. opgestelde berekening onvoldoende weersproken;
h.[appellanten] c.s. hebben in elk geval tot en met juli 2015 in de woning verbleven en zijn om die reden een gebruiksvergoeding van € 300,- per maand over die maanden verschuldigd;
i.Over de periode augustus 2015 tot en met januari 2016 is een gebruiksvergoeding van € 100,- per maand redelijk;
j.Nu de mutatieschade niet meer is vast te stellen, omdat een inspectie achterwege is gebleven en dit voor risico van beide partijen komt, zal deze schade ‘ex aequo et bono’ worden geschat op € 300,-. Dit bedrag mag worden verrekend met de waarborgsom;
k.Per saldo worden [appellanten] c.s. in conventie veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde1] van € 1.200,- aan huur, € 1.500,- aan gebruiksvergoeding, € 1.361,12 aan servicekosten en
€ 300,- aan schadevergoeding en worden [geïntimeerden] c.s. in reconventie veroordeeld tot terugbetaling van € 300,-. In conventie en in reconventie wordt voor recht verklaard dat de huurovereenkomst is ontbonden per 1 mei 2015 en in reconventie dat [geïntimeerden] c.s. toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst en dat [appellanten] c.s. hun lopende huurverplichtingen deels terecht hebben opgeschort. Zowel in conventie als in reconventie zijn de proceskosten gecompenseerd.
5.De bespreking van de grieven
a. tot en met d.vermelde overwegingen en beslissingen, zodat daarvan in hoger beroep kan worden uitgegaan.
grief A in incidenteel appelzijn gericht tegen het onder
e.weergegeven oordeel van de kantonrechter, dat [appellanten] c.s. terecht vanaf 1 januari 2015 hun huurbetalingsverplichting met een bedrag van € 300,- per maand hebben opgeschort en over de maanden januari tot en met april 2015 een bedrag van € 300,- per maand aan huur verschuldigd zijn. [appellanten] c.s. menen dat de kantonrechter ten onrechte niet heeft geoordeeld dat volledige opschorting van de huur gerechtvaardigd was, terwijl [geïntimeerden] c.s. juist van
€ 600,- per maand verschuldigd zijn, in totaal dus € 2.400,-.
f.weergegeven oordeel van de kantonrechter. Volgens [appellanten] c.s. hebben zij ook na 1 mei 2015 nog huur betaald. De grief faalt. [geïntimeerden] c.s. hebben gemotiveerd betwist dat zij na 1 januari 2015 nog huur van [appellanten] c.s. hebben ontvangen. In het licht van deze betwisting lag het op de weg van [appellanten] c.s. hun stelling dat zij wel huur hebben betaald te onderbouwen, door aan te geven wanneer zij de door hen gestelde betalingen hebben gedaan, op welke wijze (per bank of contant) en om bij betaling per bank bankafschriften in het geding te brengen, waaruit de betalingen blijken. [appellanten] c.s. hebben dat nagelaten en zijn dan ook in hun stelplicht tekortgeschoten.
g.weergegeven oordeel over de servicekosten. Volgens [appellanten] c.s. dient de afrekening gebaseerd te zijn op het daadwerkelijk gebruik en dienen [geïntimeerden] c.s. te bewijzen wat het daadwerkelijk gebruik is geweest. [geïntimeerden] c.s. hebben dat bewijs volgens [appellanten] c.s. niet geleverd. De door hen overgelegde foto’s van de diverse meters zijn gedeeltelijk onleesbaar en kunnen niet meer op juistheid worden gecontroleerd. Onduidelijk is wanneer de foto’s zijn gemaakt en of het wel foto’s zijn van de juiste meters. [appellanten] c.s. zijn ook niet uitgenodigd om de standen bij vertrek zelf op te nemen. Bovendien ontbreken gegevens over de beginstanden. De rechtbank heeft een en ander miskend en heeft de vordering van [geïntimeerden] c.s. ten onrechte, op basis van onjuiste en/of onvolledige gegevens, toegewezen.
c.s. hebben in de memorie van antwoord hun vordering herberekend. Volgens hen is op basis van het werkelijke verbruik een bedrag van in totaal € 4.677,88 aan servicekosten verschuldigd. [appellanten] c.s. hebben € 4.232,- betaald, zodat € 445,88 resteert. [geïntimeerden] c.s. hebben hun vordering betreffende de servicekosten tot dat bedrag verminderd. Zij hebben hun stellingen onderbouwd met de facturen van de nutsleverancier over 2014 en 2015, een verklaring betreffende de meterstand per 1 mei 2014 en foto’s van de meters per 1 mei 2014
[appellanten] c.s. hebben bestreden dat de handtekening onder deze verklaring van hen afkomstig is. Zij zien de verklaring nu voor het eerst, stellen zij en herhalen, zoals zij in eerste aanleg hebben gedaan, dat de foto’s geen bewijs opleveren van de juistheid van de door [geïntimeerden] c.s. gestelde meterstanden. [appellanten] c.s. hebben in eerste aanleg hun gebruik gedurende de periode 1 mei 2014 tot 1 mei 2015 berekend op 4.107 kWh aan elektra, 1.994 m3 aan gas en 204 m3 aan water.
- Voor gas gaat het hof uit van € 0,3121 + € 0,1903 + € 0,006 = € 0,5084 per m3. Bij een verbruik van 1.994 m3 leidt dat tot een bedrag van € 1.013,75, te vermeerderen met de helft van de vaste leveringskosten en het netbeheer, € 198,13 (€ 59,51 + € 336,74 : 2). Het bedrag komt dan uit op € 1.013,75 + € 198,13 = € 1.211,88. Over dit bedrag is 21% BTW verschuldigd, waardoor het totaalbedrag € 1.466,37 bedraagt.
- Voor elektriciteit kan uitgegaan worden van € 0,0497 + € 0,1132 + € 0,0043 = € 0,1672 per kWh. Bij een verbruik van 4.107 kWh leidt dat tot een bedrag van € 686,69. Op dit bedrag strekt in mindering de helft van het saldo van de posten vermindering energiebelasting
(-/- € 312,11), vaste leveringskosten (€ 59,91) en netbeheer (€ 188,86), per saldo € 63,34. Het bedrag komt dan uit op € 686,69 - € 63,34 = € 623,35, te vermeerderen met 21% BTW, dus € 754,25.
De totale kosten van gebruik van de nutsvoorzieningen over de periode 1 mei 2014 tot
1 mei 2015 bedragen € 233,84 + € 1.466,37 + € 754,25 = € 2.454,46.
€ 640,91 + € 913,96 = € 4.009,33. Niet ter discussie staat dat [appellanten] c.s. € 4.232,00 aan
voorschotten hebben betaald, derhalve € 222,67 teveel. Dat betekent dat de vordering van [geïntimeerden] c.s. in conventie betreffende de servicekosten niet toewijsbaar is en de vordering in reconventie van [appellanten] c.s. tot terugbetaling van te veel betaalde voorschotten toewijsbaar is tot een bedrag van € 222,67. In zoverre slaagt de grief.
grieven IV en V in principaal appelen de
grieven B en C in incidenteel appelzijn gericht tegen de onder
h. en i.weergegeven oordelen van de kantonrechter over de gebruiksvergoeding. De grieven hangen met elkaar samen en het hof zal ze om die reden tezamen behandelen. Het hof zal eerst ingaan op de, door partijen en de kantonrechter onbesproken gelaten, grondslag van de gebruiksvergoeding.
Zoals hiervoor is overwogen, moet het hof ervan uitgaan dat de huurovereenkomst per
1 mei 2015 is ontbonden, omdat tegen de verklaring voor recht in het vonnis van
5.15 Uit het voorgaande volgt dat de grondslag voor een gebruiksvergoeding niet artikel 7:225 BW kan zijn. De huurovereenkomst is weliswaar, achteraf bezien per 1 mei 2015 geëindigd, maar het gebruik dat [appellanten] c.s. nadien van de woning maakten, was niet onrechtmatig, maar gebaseerd op het door beide partijen veronderstelde bestaan van een huurovereenkomst.
De gebruiksvergoeding kan ook niet gebaseerd zijn op een ongedaanmakingsverbintenis (artikel 6:271 juncto 6:272 BW), omdat de overeenkomst per 1 mei 2015 is ontbonden en het gebruik na die datum dus niet een ongedaan te maken prestatie is op grond van de huurovereenkomst.
Naar het oordeel van het hof dient de grondslag voor een gebruiksvergoeding dan ook te worden gevonden in de onverschuldigd verrichte prestatie. Achteraf bezien was vanaf
- niet ter discussie staat immers dat [geïntimeerden] c.s. de stutbalk moesten leveren -, hebben op dit punt geen bewijsaanbod gedaan, zodat het hof ervan dient uit te gaan dat zij niet aan hun verplichting tot het leveren van een stutbalk hebben voldaan.
Ten aanzien van de dakreparatie geldt dat vaststaat dat de reparatie is verricht. Gesteld noch gebleken is dat bij die reparatie niet de noodzakelijke dakdoorvoeren zijn gebruikt. Partijen verschillen slechts van mening over het antwoord op de vraag wie de reparatie heeft verricht. Na het verrichten van de reparatie (met de daarvoor noodzakelijke materialen) was in elk geval geen sprake meer van een gebrek aan de woning vanwege een defect dak, zodat bij het antwoord op de vraag of na 1 mei 2015 de door [geïntimeerden] c.s. geleverde prestatie aan de verbintenis beantwoordde de kwestie van de reparatie aan het dak niet van belang is.
Wat betreft de brandveiligheid van de woning overweegt het hof dat [appellanten] c.s. niet aannemelijk hebben gemaakt dat de woning niet aan de vereisten voldeed. Beide partijen verwijzen in dit verband naar brieven (of een en dezelfde brief, dat is het hof niet duidelijk) van de gemeente Bellingwedde, maar het hof heeft in de overgelegde processtukken geen brief (of brieven) van deze gemeente over de brandveiligheid aangetroffen. De door de kantonrechter in zijn vonnis opgesomde processtukken bevatten ook geen verwijzing naar een bij die processtukken overgelegde brief (of brieven) van de gemeente over de brandveiligheid.
In de periode vanaf augustus 2015 tot en met januari 2016 hebben [appellanten] c.s. niet in de woning gewoond, hoewel zij de woning nog niet hadden ontruimd. [appellanten] c.s. hebben in die periode de woning alleen nog voor de opslag van spullen gebruikt. Het hof acht aannemelijk dat de uiterst gespannen verhouding tussen partijen daar mede debet aan is geweest. Om die reden heeft het, beperkte, gebruik van de woning voor [appellanten] c.s. in redelijkheid een waarde van € 100,- per maand. Daarbij kan in het midden blijven of alleen [geïntimeerden] c.s. er een verwijt van kan worden gemaakt dat [appellanten] c.s. de woning verlaten hebben. Voldoende is dàt [appellanten] c.s. de woning verlaten hebben terwijl, mede gelet op de gespannen verhouding tussen partijen, niet aannemelijk is geworden dat zij daarvoor geen enkele reden hadden en evenmin dat deze situatie alleen aan [appellanten] c.s. zelf te wijten was.
j.weergegeven beslissing van de kantonrechter over de mutatieschade. Met
grief V in principaal appel en grief D in incidenteel appelgeven zij uiting aan hun onvrede met deze beslissing. Het hof zal de grieven tezamen behandelen.
- € 2.400,- aan huur over de maanden 1 januari tot en met 30 april 2015, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van de huurtermijn;
- € 1.950,- aan gebruiksvergoeding (er is geen wettelijke rente gevorderd).
[geïntimeerden] c.s. aan [appellanten] c.s.:
- € 222,67 aan teveel betaald voorschot op de servicekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2016 (de datum van het instellen van de daartoe vordering);
- € 600,- vanwege terugbetaling van de waarborgsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2016.
Deze bedragen wijken af van de over en weer in eerste aanleg en in hoger beroep in conventie en in reconventie gevorderde bedragen. Partijen zijn dan ook over en weer in het ongelijk gesteld. De kantonrechter heeft om die reden de proceskosten in conventie en in reconventie terecht gecompenseerd. Het hof zal ook de proceskosten in zowel principaal als incidenteel appel compenseren.
6.6. De beslissing
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- € 1.950,- aan gebruiksvergoeding;
- € 222,67 aan teveel betaald voorschot op de servicekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2016;
- € 600,- vanwege terugbetaling van de waarborgsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2016;