Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan op het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning aan de [a-straat] 215bis te [Z] voor de jaren 2017 en 2018, onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 184.000 voor 2017 en € 257.000 voor 2018. Belanghebbende was het niet eens met deze waarderingen en stelde lagere waarden voor, namelijk € 164.000 voor 2016 en € 223.000 voor 2017. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 7 augustus 2019 heeft belanghebbende zich om gezondheidsredenen niet kunnen laten vertegenwoordigen. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de ligging van de woning naast een coffeeshop en een smartshop, en de invloed daarvan op de waarde. De heffingsambtenaar heeft verkoopgegevens van vergelijkbare woningen overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarden. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voor het jaar 2017 aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld, maar voor het jaar 2018 ontbrak het aan duidelijkheid over de toegepaste afwaardering.
Uiteindelijk heeft het Hof de waarde voor het jaar 2018 vastgesteld op € 245.000, en de uitspraak van de rechtbank voor dat jaar vernietigd. De heffingsambtenaar werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht aan belanghebbende. De uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 20 augustus 2019.