Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 september 2019 uitspraak gedaan in het verzet van belanghebbende tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. De belanghebbende had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 mei 2018, maar had het verschuldigde griffierecht van € 126 niet tijdig betaald. Het Hof ontving het verzetschrift op 19 februari 2019, na doorzending van de Rechtbank. Tijdens de zitting op 11 juni 2019 heeft de belanghebbende zijn beroep op betalingsonmacht toegelicht, maar het Hof oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij voldeed aan de criteria voor betalingsonmacht. De belanghebbende had financiële bescheiden overgelegd, maar deze waren onvoldoende om aan te tonen dat hij niet in staat was het griffierecht te betalen. Het Hof heeft de beoordeling van de betalingsonmacht gebaseerd op de inkomsten van de belanghebbende in de toetsingsperiode van 13 juli 2018 tot en met 8 november 2018. De conclusie was dat het inkomen van de belanghebbende hoger was dan 90% van de bijstandsnorm, waardoor hij niet voldeed aan de criteria voor betalingsonmacht. Het verzet werd ongegrond verklaard, en het Hof achtte geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.