ECLI:NL:GHARL:2019:9490

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
5 november 2019
Zaaknummer
200.236.648
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebreken in waterbesparend systeem in appartementencomplex

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen EMO Groep B.V. en een projectontwikkelaar, aangeduid als [geïntimeerde]. EMO Groep B.V. had een koop- aannemingsovereenkomst gesloten voor de aankoop van een appartement in een complex dat door [geïntimeerde] was ontwikkeld. Na klachten van de huurder van het appartement over lekkage in de douchegoot, heeft EMO [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld voor de schade. EMO vorderde een bedrag van € 1.656,49, dat bestond uit een waternota en kosten voor reparatie van het waterbesparende systeem. De kantonrechter had de vordering afgewezen, omdat de garantietermijn was verlopen. EMO ging in hoger beroep, maar het hof oordeelde dat EMO niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een gebrek aan het watersysteem. Het hof concludeerde dat EMO niet had voldaan aan de stelplicht en dat er geen bewijslevering nodig was. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde EMO in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.236.648/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 6084183 UC EXPL 17-8503)
arrest van 5 november 2019
in de zaak van
EMO GROEP B.V.,
gevestigd te Utrecht,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Emo,
advocaat: mr. R.J.C. Bindels,
tegen:
[geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. P.C.W. Viëtor.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 13 december 2017 dat de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, sector kanton) heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van Emo,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord, met één productie.
2.2.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1.
Deze zaak gaat over het volgende. [geïntimeerde] is een projectontwikkelaar tevens bouwonderneming van vastgoed en heeft een appartementencomplex, aan [adres] , bestaande uit vijftien appartementen ontwikkeld. In de badkamers van deze appartementen zijn waterbesparende watersystemen aangelegd. Emo heeft op 3 september 2010 een koop- aannemingsovereenkomst gesloten met [geïntimeerde] voor appartement [nummer] (hierna: het appartement). Emo heeft het appartement verhuurd aan [huurder] (hierna: [huurder] ). Bij brief van 1 augustus 2016 heeft [huurder] Emo aansprakelijk gesteld voor schade ten gevolge van lekkage in de douchegoot. Op 27 september 2016 heeft Emo [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld. Emo heeft bij de kantonrechter gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 1.656,49 (welk bedrag bestaat uit de waternota van [huurder] van € 1.782,91 verminderd met kosten van het normale watergebruik van [huurder] ) en tot betaling van de kosten van reparatie van het waterbesparende watersysteem, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat nu er geen aanwijzingen zijn dat de totale vordering van Emo minder beloopt dan € 1.750,00, Emo van het vonnis van de kantonrechter in hoger beroep kan komen, zoals bepaald in artikel 332 lid 1 Rv. Emo heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] op grond van de in de koop- aannemingsovereenkomst opgenomen garantieregeling (artikel 2.3.) en de algemene voorwaarden alsmede op grond van artikel 7:751 BW in verbinding met artikel 6:74 en 6:76 BW, aansprakelijk is voor de schade die Emo aan [huurder] heeft vergoed. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen omdat, kort gezegd, de garantietermijn is verlopen. De waternota die Emo aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd heeft betrekking op de periode van 24 maart 2015 tot 22 april 2016 en de garantie is verlopen op 20 maart 2015. De kantonrechter heeft Emo veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
Emo is in hoger beroep gekomen met in totaal drie grieven.
3.3.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg en in hoger beroep betwist dat sprake is van een gebrek aan het aangelegde waterbesparende watersysteem in het appartement van [huurder] , dat er sprake zou zijn van een hoog waterverbruik van [huurder] en dat het hoge waterverbruik in 2015 en 2016 een gevolg is van een aan [geïntimeerde] toe te rekenen tekortkoming. In het licht van deze gemotiveerde betwisting heeft Emo onvoldoende gesteld en onderbouwd dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming waarvoor [geïntimeerde] aansprakelijk zou zijn. De enkele stelling dat [huurder] – wat daar verder ook van zij – een ongebruikelijk hoge waterrekening heeft gehad, is onvoldoende om een aan [geïntimeerde] toe te rekenen tekortkoming aan te kunnen nemen. Emo werkt in het geheel niet uit wat de tekortkoming is en ook voor het hof is onduidelijk om wat voor een gebrek het gaat. Ook is onvoldoende dat er omstreeks 2013 in andere appartementen een gebrek aan het waterbesparende watersysteem is vastgesteld. Dat zegt immers nog niets over de toestand van dat systeem in 2015 en 2016 in het appartement van [huurder] . De conclusie is dan ook dat onvoldoende is gesteld en onderbouwd dat sprake is van een gebrek aan het aangelegde waterbesparende watersysteem in het appartement van [huurder] zodat het hof niet toekomt aan de verdere beoordeling of er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [geïntimeerde] jegens Emo of dat een eventueel gebrek al dan niet onder de garantie zou vallen. Dit betekent dat reeds hierom alle grieven falen. Nu reeds niet is voldaan aan de stelplicht komt het hof niet toe aan bewijslevering.
3.4.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Emo in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 726,00
- salaris advocaat € 759,00 (1 punt x tarief 759,00).

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht van 13 december 2017;
4.2.
veroordeelt Emo in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 726,00 voor verschotten en op € 759,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
4.3.
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.P.M. Rousseau, O.G.H. Milar en H.F.P. van Gastel, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 november 2019.