Uitspraak
appellante in het principaal hoger beroep,
PIB,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
De feiten
orderspecificatie behorend bij de OvO’is vermeld dat de totale aanneemsom € 11.530,- exclusief btw bedraagt. Verder staat onder meer geschreven:
Aannemer en onderaannemer verklaren het navolgende te zijn overeengekomen:’ Onder het kopje ‘
aanvang en duur’staat geschreven dat voor de onderaannemer ‘
na de oplevering een onderhoudstermijn van 3 maanden geldt, tenzij schriftelijk uitdrukkelijk anders is overeengekomen.’Over de facturering wordt vermeld dat
‘de betaling van de termijnen plaats [vindt] na 28 dagen.’De overeenkomst is niet ondertekend.
Algemene voorwaarden van onderaanneming’. Daarin staat onder meer vermeld:
‘Is niet gereed Retour’ en op de factuur ter zake termijn negen staat met de pen geschreven: ‘
Uren week 38/39 [D] reeds rechtstreeks aan ons gefactureerd.’ De factuur voor termijn 8 voor het project Driebergen-Zeist is niet geretourneerd maar is ook niet door PIB voldaan.
‘Betalingen: netto binnen 14 dagen na factuurdatum (…)’
ASH Alphen a/d Rijn’:
zijn verlies zal nemen’en is daadwerkelijk gestopt met de uitvoering van de verdere werkzaamheden.
‘Kosten montage derden’ voor het project Alphen aan de Rijn en € 12.752,- voor ‘
Kosten montage’voor het project Driebergen-Zeist.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
Het geschil in hoger beroep, de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep
€ 4.659,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over primair € 19.943,-, subsidiair € 16.556,94 vanaf de respectievelijke factuurdata en te verminderen met het bedrag dat reeds aan rente is betaald. Ook vordert [geïntimeerde] de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. [geïntimeerde] heeft zijn vordering in hoofdsom met € 600,- vermindert ter zake het project Middenbeemster. Verder heeft hij zijn vordering in die zin dus vermeerderd dat hij de wettelijke handelsrente vordert vanaf de vijftiende dag na de data van de door hem aan PIB verzonden facturen en niet meer vanaf 3 juli 2018, zijnde de datum van de dagvaarding. PIB heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze eisvermeerdering. Het hof ziet ook geen reden om de eisvermeerdering ambtshalve buiten beschouwing te laten en zal dan ook recht doen op de gewijzigde eis.
eerste griefricht zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat de in de mail van 10 oktober 2017 van PIB vermelde gebreken een tekortkoming van [geïntimeerde] opleveren. Met de
tweede griefkomt [geïntimeerde] op tegen het oordeel dat hij de herstelkosten voor het project Alphen aan den Rijn onvoldoende heeft weersproken met als gevolg dat aan PIB in hoofdsom € 8.645,56 toegewezen wordt. De
derde griefricht zich tegen het oordeel dat [geïntimeerde] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt ter verkrijging van betaling van de openstaande facturen. De
vierde griefricht zich tegen de beslissing dat de kantonrechter niet vermeld welke wettelijke rente is verschuldigd en de
vijfde griefkomt op tegen de beslissing dat de wettelijke rente ten onrechte vanaf 15 augustus 2018 is toegewezen.
5.Beoordeling van de grieven in het principaal en in het incidenteel hoger beroep
er op dat moment van overtuigd was dat het werk door anderen met de restant aanneemsom, misschien op een paar euro na, wel zou kunnen worden afgemaakt.’ Dat PIB er daadwerkelijk van uitging dat de kosten voor de werkzaamheden van derden werden gecompenseerd doordat het restant van de aanneemsom niet meer verschuldigd was, ziet het hof bevestigd in de door PIB bij productie 9 van de memorie van grieven overgelegde ‘voorcalculatie’ waaruit blijkt dat zij het verder afmaken van het project Alphen aan de Rijn, gezien de stand van het werk bij de beëindiging van de werkzaamheden door [geïntimeerde] heeft begroot op € 5.259,50. Dat bedrag komt nagenoeg overeen met het totaal van € 5.200,- aan termijnbetalingen die PIB voor dit project niet meer aan [geïntimeerde] hoefde te voldoen. PIB heeft in het licht van haar eigen verklaringen ter zitting van 15 november 2018 en haar voorcalculatie, onvoldoende onderbouwd betwist dat zij heeft ingestemd met deze, van de schriftelijke overeenkomst en orderspecificatie afwijkende afspraken voor het project Alphen aan de Rijn. Onder die omstandigheden komen eventuele meerkosten voor het afmaken van de werkzaamheden voor dit project, omdat onvoldoende is gesteld of gebleken dat PIB over de andersluidende afspraken enig voorbehoud heeft gemaakt, voor risico van PIB. Voor zover PIB heeft gegriefd tegen het oordeel van de kantonrechter dat wat betreft het project Alphen aan de Rijn partijen hebben afgesproken dat PIB de kosten die derden in rekening zouden brengen voor het afmaken van de werkzaamheden door PIB zouden worden voldaan, faalt dus deze grief.
‘erg kort is voor het werk dat nog gedaan moet worden’. [geïntimeerde] heeft naar het oordeel van het hof, tegen deze achtergrond zijn stelling onvoldoende onderbouwd dat hij - desondanks alsnog - de
eerste griefvan [geïntimeerde] slaagt dan ook niet.
6.De beslissing
PIBvertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en hetzij bevoegd hetzij speciaal schriftelijk gemachtigd is tot het aangaan van een schikking en
[geïntimeerde]in persoon, samen met hun advocaten zullen verschijnen voor het hof, dat daartoe zitting houdt in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden op een nader door deze te bepalen dag en tijdstip, om inlichtingen te geven als onder 5.20 vermeld en opdat kan worden onderzocht of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;