Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Jeugdbescherming Gelderland,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 1 juli 2020 aangevochten, waarin de kinderen onder toezicht waren gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) en een machtiging tot uithuisplaatsing was verleend bij de vader, die geen gezag over hen heeft. De moeder voerde aan dat de bestreden beschikking vernietigd moest worden en dat de verzoeken van de raad voor de kinderbescherming afgewezen moesten worden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 november 2020 was de moeder aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl de vader niet verscheen. De raad en de GI waren wel vertegenwoordigd. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarigen veel hebben meegemaakt, waaronder wisselende woonplaatsen en agressie in de thuissituatie. De moeder had zorgen over haar alcoholgebruik, maar leek stappen te zetten in de richting van herstel. Het hof oordeelde dat er onvoldoende zicht was op de opvoedsituatie bij de vader en dat de ouders niet in staat waren om de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen weg te nemen.
Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de kinderen zijn gehandhaafd. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die behoefte hebben aan stabiliteit en duidelijkheid in hun opvoeding.