ECLI:NL:GHARL:2020:10805

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
200.279.291
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake de verdeling van zorg- en opvoedingstaken en onderzoek door de raad voor de kinderbescherming

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een tussenbeschikking in een hoger beroep betreffende de zorg- en opvoedingstaken van minderjarige kinderen van een gescheiden echtpaar. De ouders, die in 2002 in Eritrea zijn getrouwd, zijn verwikkeld in een juridische strijd over het gezag en de zorgregeling voor hun vier kinderen. De vader heeft in hoger beroep drie grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder is vastgesteld. De moeder heeft op haar beurt incidenteel hoger beroep ingesteld, waarbij zij verzoekt om alleen belast te worden met het ouderlijk gezag.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 november 2020 zijn de minderjarige kinderen gehoord, en is er een tolk ingeschakeld. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen. Het hof benadrukt het belang van contact tussen de vader en de kinderen voor hun ontwikkeling, ondanks de weerstand die de oudste kinderen tegen contact met de vader lijken te hebben.

Het hof heeft besloten om de zaak aan te houden en partijen te verwijzen naar een deskundige voor hulpverlening en contactbegeleiding, met als doel de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De behandeling van de zaak zal voor zes maanden worden aangehouden, en het hof verzoekt de advocaten om voor 1 juli 2021 te rapporteren over de voortgang van het traject. De beslissing is genomen door de rechters A. Smeeing-van Hees, J.H. Lieber en R. Feunekes, en is op 22 december 2020 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.279.207
(zaaknummer rechtbank Gelderland 358456)
beschikking van 22 december 2020
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. D.A.J. Spierings te Nijkerk,
en
[verweerster],
wonende te [B] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.R. Wijnakker te Arnhem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (verder ook te noemen: de rechtbank), van 24 september 2019 en 26 februari 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De laatste beschikking wordt verder ook ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 26 mei 2020;
- het verweerschrift, tevens houdende incidenteel hoger beroep, met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties.
2.2
Op 23 november 2020 zijn de hierna te noemen minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verschenen, die buiten aanwezigheid van de ouders door de voorzitter zijn gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 26 november 2020 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Als tolk Tigrinja is voor de vader de heer [C] opgetreden. Als tolk voor de moeder is [D] opgetreden.
Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [E] verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2002 te [F] (Eritrea) met elkaar gehuwd. Zij hebben de Eritrese nationaliteit.
3.2
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2004 te [F] (Eritrea),
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2007 te [F] (Eritrea),
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2014 te [F] (Eritrea),
- [de minderjarige4] , geboren [in] 2017 te [A] .
3.3
Bij beschikking van de rechtbank van 8 oktober 2018 (zaaknummer 334065):
- is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken;
- zijn de beslissingen over het ouderlijk gezag, de zorgregeling en de informatieplicht aangehouden, waarbij aan de raad is verzocht een onderzoek in te stellen en te rapporteren over de in die beschikking gestelde vragen;
- is het verzoek van de moeder om de vader te veroordelen tot afgifte van de persoonlijke spullen, wegens het ontbreken van een grondslag, afgewezen.
3.4
Vervolgens zijn bij beschikking van 3 mei 2019 van de rechtbank (zaaknummer 334065) de beslissingen over het gezag, de zorgregeling en de informatieregeling opnieuw aangehouden.
3.5
Partijen hebben verzuimd de echtscheiding tijdig in te schrijven in de registers van
de burgerlijke stand, zodat aan de echtscheidingsbeschikking van 8 oktober 2018 geen kracht
kan worden ontleend. Door het vervallen van de echtscheidingsbeschikking van 8 oktober 2018 zijn in beginsel ook de nevenvoorzieningen vervallen. Om proceseconomische reden heeft de rechtbank de in de eerder gegeven echtscheidingsbeschikking verzochte nevenvoorzieningen ingelezen in de procedure.
3.6
De rechtbank heeft bij beschikking van 24 september 2019:
- de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- iedere verdere beslissing ten aanzien van het ouderlijk gezag, de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de informatieplicht pro forma aangehouden tot 1 januari 2020, met het verzoek aan partijen de rechtbank tijdig over de voortgang te berichten.
3.7
De echtscheiding is op 29 oktober 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank:
- bepaald dat de minderjarige kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben;
- als informatieplicht met betrekking tot de minderjarige kinderen vastgesteld:
 dat de moeder de vader één keer per twee maanden schriftelijk bericht aangaande de
algemene ontwikkeling van de kinderen en eventuele medische problemen, alsmede expliciet verslag doet van de schoolprestaties, vrije tijdsbesteding en hun sociale
gedrag;
 dat de moeder de vader onmiddellijk informeert indien daartoe op medisch gebied
noodzaak is;
 dat de moeder de vader eenmaal per halfjaar een recente foto toestuurt van de
kinderen;
 dat de vader enkel en alleen mag reageren op de berichten van de moeder
als hij vragen over de kinderen heeft;
- die beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven zien op het door de rechtbank afgewezen verzoek van de vader om een zorgregeling vast te stellen. De vader verzoekt een zorgregeling tussen hem en de kinderen vast te stellen, inhoudende dat de kinderen de ene week bij de vader verblijven en de andere week bij de moeder, waarbij de kinderen steeds op zondagavond om 18.00 uur door de ouder waar zij dan verblijven naar de andere ouder zullen worden gebracht, alsmede vast te stellen dat de zorg- en opvoedingstaken tijdens vakanties en feestdagen door partijen in onderling overleg gelijkelijk zullen worden verdeeld, dan wel een zorgregeling vast te stellen die het hof juist acht.
4.3
De moeder voert verweer en verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, dan wel de verzoeken van de vader af te wijzen. De moeder is op haar beurt in incidenteel hoger beroep gekomen. Haar drie grieven zien op het door de rechtbank afgewezen verzoek met betrekking tot het eenhoofdig gezag. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te wijzigen, in die zin dat het verzoek van de moeder om haar alleen te belasten met het ouderlijk gezag over kinderen wordt toegewezen, en de bestreden beschikking voor het overige in stand wordt gelaten.
4.4
De vader voert verweer in het incidenteel hoger beroep en verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel die verzoeken af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De ouders zijn in de eerste plaats verdeeld over de uitoefening van het gezag over de kinderen. De moeder wenst dat alleen zij met het gezag over de kinderen wordt belast. De vader wenst dat de ouders het gezamenlijk gezag over de kinderen zullen blijven houden.
5.2
In de tweede plaats zijn de ouders verdeeld over de zorgregeling. De vader verzoekt een zorgregeling vast te stellen. De moeder verzet zich daartegen.
5.3
De Nederlandse rechter is bevoegd op deze verzoeken te beslissen met toepassing van het Nederlandse recht (artikel 8 Brussel IIbis - artikel 15 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
5.4
Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de ouders al enige tijd verwikkeld zijn in een (juridische) strijd die voornamelijk gaat over de kinderen. De ouders zijn op dit moment niet in staat om op een constructieve wijze met elkaar te communiceren. De kinderen raken hierdoor in een loyaliteitsconflict. Dit is schadelijk voor hun ontwikkeling. Het is mogelijk dat de (oudste) kinderen uit loyaliteit zeggen dat zij geen contact met de vader willen hebben. Verder is het mogelijk dat de (oudste) kinderen een keuze maken voor de moeder en dat zij het contact met de vader willen mijden om met hun loyaliteitsproblemen om te gaan.
5.5
Het hof acht het in beginsel voor een evenwichtige ontwikkeling van de identiteit van de kinderen in hun belang dat hun vader deel uitmaakt van hun leven en dat er weer contact komt. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat op dit moment niet is gebleken dat er objectieve contra-indicaties zijn voor het contact tussen de vader en de kinderen. De oudste kinderen hebben tegenover het hof te kennen gegeven dat zij op dit moment geen contact met de vader willen hebben. Zij zeggen boos op hem te zijn, maar de reden van hun boosheid is tijdens dit gesprek onvoldoende duidelijk geworden. Duidelijk is wel dat de oudste kinderen enige weerstand hebben tegen (contact met) de vader. Ook bij de twee jongste kinderen lijkt enige weerstand te bestaan.
Nu op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet valt in te zien dat contact tussen de vader en de kinderen in het geheel niet in het belang van de kinderen is, acht het hof het wenselijk dat er nader onderzoek zal worden gedaan.
5.6
Het hof zal de zaak aanhouden teneinde partijen de gelegenheid te geven gesprekken aan te gaan onder deskundige begeleiding van [H] met als doel een verbetering van hun onderlinge communicatie (bijvoorbeeld door het traject [G] ) en voor contactbegeleiding, bij welke begeleiding ook de kinderen dienen te worden betrokken. In afwachting van de voltooiing van het traject bij [H] zal iedere beslissing worden aangehouden. Het hof verzoekt [H] te rapporteren omtrent het resultaat van de gesprekken en het - mogelijke - contactherstel tussen de kinderen en de vader. Gelet op de taalbarrière van de ouders is het noodzakelijk dat bij die gesprekken een tolk Tigrinja aanwezig is.
5.7
De behandeling van de zaak zal voor de duur van zes maanden worden aangehouden. Het hof verzoekt de advocaten van partijen het hof uiterlijk 1 juli 2021 te informeren over de voortgang van het traject bij [H] , voor zover mogelijk met indiening van een voortgangsrapportage van [H] , en dat de advocaten zich ook uitlaten over de gewenste voortgang van de procedure.

6.De beslissing

Het hof:
alvorens nader te beslissen:
verwijst partijen naar [H] voor hulpverlening met betrekking tot de communicatie tussen hen en voor contactbegeleiding;
verzoekt de advocaten uiterlijk op 1 juli 2021 het hof te informeren over de voortgang van het traject bij [H] en zich uit te laten over de gewenste voortgang van de procedure;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum en tijdstip, waarvoor de ouders en de raad zullen worden opgeroepen;
bepaalt dat het traject bij [H] zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. A. Smeeing - van Hees;
bepaalt dat de deskundige zich voor vragen of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris.
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeing-van Hees, J.H. Lieber en R. Feunekes, bijgestaan door mr. A.B. de Wit als griffier, en is op 22 december 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.