ECLI:NL:GHARL:2020:10809

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
TBS P20/0224
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde met ernstige persoonlijkheidsstoornissen en hoog recidivegevaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde die al meer dan 32 jaar onder deze maatregel valt. De terbeschikkingstelling is opgelegd vanwege ernstige delicten, waaronder poging tot verkrachting. Het hof heeft vastgesteld dat het recidivegevaar hoog is, mede door de aanwezigheid van een ernstige narcistische persoonlijkheidsstoornis, een exhibitionismestoornis en een obsessief-compulsieve stoornis. De kliniek heeft aangegeven dat er momenteel geen zicht is op een behandeling die het recidivegevaar zou kunnen verlagen tot een niveau dat een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling mogelijk maakt.

De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman hebben betoogd dat de lange duur van de terbeschikkingstelling in verhouding tot de ernst van het delict niet gerechtvaardigd is en hebben gepleit voor een kortere verlengingsduur. Het openbaar ministerie heeft echter gesteld dat de huidige situatie en het recidivegevaar een verlenging van twee jaar rechtvaardigen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. Het hof heeft daarbij benadrukt dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de resterende tijd bij een kortere verlenging.

Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de rechtbank bevestigd, met de toevoeging van aanvullende overwegingen. De terbeschikkingstelling blijft dus van kracht, en de terbeschikkinggestelde moet blijven rekenen op intensieve begeleiding en behandeling om het recidivegevaar te beheersen.

Uitspraak

TBS P20/0224
Beslissing d.d. 17 december 2020
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[Naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
verblijvende in [de kliniek] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ‘s-Hertogenbosch, van 4 juni 2020, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
  • het verlengingsadvies van [de kliniek] van 25 februari 2020;
  • het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
  • de beslissing waarvan beroep;
  • de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 17 juni 2020;
  • de wettelijke aantekeningen van 11 januari 2020 tot 11 juli 2020;
  • de aanvullende informatie van [de kliniek] van 5 augustus 2020.
Het hof heeft ter zitting van 3 december 2020 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, advocaat te Alkmaar, en de advocaat-generaal mr. R. Segerink.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde zit al lang vast in verhouding tot de ernst van het indexdelict. Dit betreft geen voltooid delict. Hij heeft de verantwoordelijkheid voor zijn delictgedrag genomen. Ook heeft hij geleerd van de behandeling in de klinieken waar hij eerder heeft bleven. Hij betwist dat er nog steeds sprake is van delictgevaar. Hij is niet gerecidiveerd in de periode dat hij verloven heeft gehad. Hij heeft op dit moment geen verloven. Hij verblijft in de LFPZ-locatie van [de kliniek] , waar hij gesprekken over de mogelijkheden van verlof zal voeren met medewerkers van die kliniek. De terbeschikkinggestelde is niet bereid antipsychotische medicatie te gebruiken omdat hij niet psychotisch is. Hij vindt het ook niet nodig om deze medicatie vanwege de libidoremmende werking in te nemen. Het beroep van de terbeschikkinggestelde tegen de handhaving van het hoge beveiligingsniveau en zijn LFPZ-status is ongegrond verklaard bij uitspraak van de beroepscommissie van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) van 13 november 2020. Deze uitspraak doorkruist de mogelijkheid om verlof voor hem aan te vragen. Om te voorkomen dat er een patstelling ontstaat is de raadsman voornemens een driegesprek tussen hem, de terbeschikkinggestelde en de behandelcoördinator te arrangeren, wat wellicht in een later stadium tot een zorgconferentie kan leiden. De terbeschikkingstelling loopt al ruim 32 jaar. Gelet op de lange duur van maatregel moet de terbeschikkinggestelde perspectief worden geboden. De raadsman heeft bepleit in dit uitzonderlijke geval de verlengingsduur te beperken tot één jaar om de terbeschikkinggestelde over een jaar enig zicht op het einde van de terbeschikkingstelling te geven.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De rechtbank heeft in haar verlengingsbeslissing overwogen dat er nog altijd sprake is van een stoornis bij de terbeschikkinggestelde. Het recidivegevaar is hoog bij een voorwaardelijk beëindiging van de maatregel. Het valt niet te verwachten dat de huidige maatregel korter dan twee jaren kan duren. De rechtbank ziet op goede gronden geen reden om de terbeschikkingstelling met een kortere termijn te verlengen. De Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) heeft vorig jaar – zonder resultaat – uitgebreid gekeken naar mogelijke alternatieven voor de LFPZ-status van de terbeschikkinggestelde, door hem bijvoorbeeld te plaatsen bij een GGZ-instelling met een voldoende hoog beveiligingsniveau. Hij heeft voortdurend toezicht en begrenzing nodig om escalaties te voorkomen. Op meerdere gebieden is sprake van grenzenloosheid. Het niet mogelijk gebleken om het thema seksualiteit met hem bespreekbaar te maken. Hij is niet bereid tot gebruik van libidoremmende medicatie. Het ontbreekt hem aan probleembesef. Hij is erg afhankelijk van extern risicomanagement. De LAP heeft geconcludeerd dat een hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. Verlof behoort op dit moment ook nog niet tot de mogelijkheden omdat er geen sprake is van overeenstemming tussen de terbeschikkinggestelde en de kliniek met betrekking tot de risicofactoren, het beveiligingsniveau, et cetera. Een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel zal over één jaar nog steeds niet aan de orde zijn. Ondanks de lange duur van de terbeschikkingstelling is een verlenging met een termijn van twee jaar niet disproportioneel. Het indexdelict is ernstig en het recidivegevaar is hoog. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de verlengingsbeslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 26 mei 1988 en loopt dus thans meer dan 32 jaren. Dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van het delict waarvoor de maatregel is opgelegd, te weten poging tot verkrachting, moet mede in aanmerking worden genomen bij de verlengingsbeslissing.
Het hof is van oordeel dat van disproportionaliteit in het onderhavige geval geen sprake is, immers niet alleen het tijdsverloop – in relatie tot de ernst van het delict – moet in aanmerking worden genomen, maar ook de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar. Uit het verlengingsadvies van de kliniek volgt dat er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een ernstige narcistische persoonlijkheidsstoornis, een exhibitionismestoornis en een obsessief-compulsieve stoornis. Het recidiverisico is hoog, zowel bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege als bij een onvoorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling. Het grensoverschrijdende gedrag van de terbeschikkinggestelde is nog altijd een actueel thema. Er is vooral sprake van grensoverschrijdend gedrag jegens vrouwen. Er zijn sterke vermoedens dat de terbeschikkinggestelde op meerdere momenten in juli 2019 seksuele handelingen bij zichzelf heeft verricht in het zicht van een medewerkster van de kliniek. Blijkens de aanvullende informatie van de kliniek zijn er vermoedens dat hij in mei 2020 opnieuw meermalen in het zicht van een vrouwelijk staflid heeft gemasturbeerd. Hierop is hij tijdelijk op een kamerprogramma gezet om intensiever toezicht op hem te houden en de veiligheid voor (vrouwelijk) personeel te kunnen waarborgen.
De gesprekken van de terbeschikkinggestelde met de psycholoog hebben vooralsnog niet tot enig zelf- en probleeminzicht bij hem geleid. De seksueel grensoverschrijdende gedragingen worden door hem niet erkend. Tevens is er nog immer geen overeenstemming over de risicofactoren en het beveiligingsniveau met hem bereikt. Daarom behoort verlof vooralsnog niet tot de mogelijkheden. Het behandelteam blijft inzetten op het vinden van openingen om toch toe te kunnen werken naar begeleid verlof maar heeft niet de verwachting dat dit op korte termijn realiseerbaar is. De kliniek persisteert bij het eerder door haar gegeven advies om te terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar te verlengen.
Het hof heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren.
Op dit moment is er geen zicht op een behandeling van de terbeschikkinggestelde die het hoge recidiverisico tot een zodanig niveau zou kunnen terugbrengen dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege over een jaar in beeld zou kunnen komen. De kliniek onderneemt al pogingen enige voortuitgang te boeken bij de behandeling van de terbeschikkinggestelde om hem perspectief op begeleid verlof te bieden. Gelet hierop ziet het hof geen aanleiding om de verlengingsduur van de terbeschikkingstelling tot één jaar te beperken.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaar. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen.

Beslissing

Het hof:
Bevestigtmet aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ‘s-Hertogenbosch, van 4 juni 2020 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[Naam terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. A.B.A.P.M. Ficq als voorzitter,
mr. M.E. van Wees en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en dr. K. de Wijs-Heijlaerts en drs. I. van Outheusden als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans als griffier,
en op 17 december 2020 in het openbaar uitgesproken.
mr. R. Hermans en raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.