In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde die al meer dan 32 jaar onder deze maatregel valt. De terbeschikkingstelling is opgelegd vanwege ernstige delicten, waaronder poging tot verkrachting. Het hof heeft vastgesteld dat het recidivegevaar hoog is, mede door de aanwezigheid van een ernstige narcistische persoonlijkheidsstoornis, een exhibitionismestoornis en een obsessief-compulsieve stoornis. De kliniek heeft aangegeven dat er momenteel geen zicht is op een behandeling die het recidivegevaar zou kunnen verlagen tot een niveau dat een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling mogelijk maakt.
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman hebben betoogd dat de lange duur van de terbeschikkingstelling in verhouding tot de ernst van het delict niet gerechtvaardigd is en hebben gepleit voor een kortere verlengingsduur. Het openbaar ministerie heeft echter gesteld dat de huidige situatie en het recidivegevaar een verlenging van twee jaar rechtvaardigen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. Het hof heeft daarbij benadrukt dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de resterende tijd bij een kortere verlenging.
Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de rechtbank bevestigd, met de toevoeging van aanvullende overwegingen. De terbeschikkingstelling blijft dus van kracht, en de terbeschikkinggestelde moet blijven rekenen op intensieve begeleiding en behandeling om het recidivegevaar te beheersen.